B. S T R E U P E R
Drie broeders liepen om het hardst. Alle drie deden ze hun best om te winnen. Maar broeder X maakte zich grote zorgen: hij keek bijna voortdurend naar zijn voeten om te zien of hij deze wel recht neerzette. Broeder Y had eveneens zorgen: hij keek zonder ophouden naar zijn beide medelopers, om hen op eventuele misstappen te betrappen. Broeder Z lag op kop: hij keek niet achterom maar vooruit en lette op het eind: de finish!
In de Bijbel wordt onze wandel vergeleken met een wedloop (1Kor.9:24-27; Hebr.12:1; Fil.2:16). Tijdens deze wedstrijd kunnen er allerlei belemmeringen zijn die de loop stagneren. Laten we de hindernissen van broeder X (die teveel naar zichzelf keek) en broeder Y (die teveel op anderen lette) eens nader in ogenschouw nemen.
Op sommige plaatsen roept de Bijbel ons op om op onszelf te zien. Wanneer we iemand moeten terechtwijzen is het goed op onszelf te zien (Gal.6:1). Op een andere plaats roept Paulus ons op om nauwlettend toe te zien hoe wij wandelen (Ef.5:15). Maar het gevaar bestaat dat wij op een verkéérde manier op onszelf zien en met onszelf bezig zijn. Broeder X is zo iemand. Hij let maar steeds op zijn eigen voeten, en daar wordt hij niet vrolijker van: steeds weer moet hij zwakheden en zonden onder ogen zien. Hij doet verwoede pogingen om zijn voeten recht neer te zetten. Maar helaas, telkens moet hij het onderspit delven. Na veel mislukte pogingen merkt hij dat het gewoon niet gaat: 'Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. Immers het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken kan ik niet. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik.' Broeder X ziet geen uitweg en roept tenslotte uit: 'Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood?' (Rom.7:24)
Het probleem is dat broeder X in eigen kracht de zonde die in hem leeft eronder probeert te houden, teneinde zijn voeten recht neer te kunnen zetten. Waar broeder X van doordrongen moet zijn, is dat hij zichzelf niet kan verbeteren. Strijd tegen de zonde in hem heeft geen zin. integendeel, hij wordt er alleen maar zwakker van. Het laat zich (om een heel ander beeld aan te halen) vergelijken met het vechten met een kolenboer: je wordt er alleen maar zwarter van. De ontdekking dat hij zondig is, heeft God allang gedaan. God heeft hem - dat wil zeggen de oude mens geoordeeld aan het kruis in Christus. Niet alleen zijn zonden (de verkeerde daden) zijn vergeven, ook is hijzelf met Christus in de dood gebracht. God heeft de bron van al zijn zondige daden geoordeeld. Die bron was broeder X zelf: hij is met Christus gekruisigd. Maar niet alleen dat: hij is ook met Christus opgestaan! En in de kracht van dat opstandingsleven mag hij de wedloop lopen. Niet meer denken aan het oude, niet meer bezig zijn met zichzelf, maar zien op Hem! Het is voor broeder X goed te weten dat hij zwak is, maar die ervaring moet hem leren zijn aandacht op de Heer Jezus te vestigen. Voor elke keer die hij op zichzelf ziet, zou hij minstens tien keer op zijn Heer en Heiland moeten zien. Zo alleen zal hij de overwinning behalen.
Nu broeder Y, de criticus. Kritiek op anderen belemmert de loop. Natuurlijk gaat het nu niet om opbouwende kritiek. Het gaat om kritiek die voortkomt uit hoogmoed, ergernis of jaloezie. Een voorbeeld daarvan zien we in Num.12. Mirjam bekritiseert haar broer Mozes. De motivatie van haar kritiek is duidelijk: jaloezie! Zij voelt zich achtergesteld bij haar jongere broer Mozes, en spreekt hem er op aan, dat hij een Ethiopische vrouw heeft. Ook al zou de kritiek op zichzelf terecht zijn, het motief deugt niet. Mirjam wordt melaats! Een ander voorbeeld zien we in Luk.10. Martha heeft kritiek op Maria. Martha moet alles alleen doen, en ze ergert zich aan haar zuster: 'Heer, bekommert U Zich er niet om dat mijn zuster mij alleen laat dienen?' Haar kritiek komt blijkbaar voort uit ergernis. De Heer Jezus zegt tegen haar: 'Martha, Martha, je maakt je bezorgd en druk over veel dingen, maar één ding is nodig...' Soms heeft kritiek op anderen ten doel onszelf te verheffen, zoals we dat enigszins proeven uit de woorden van Petrus: 'Al zullen allen over U ten val komen, ik zal nooit ten val komen' (Matth.26:33). Een ander kan dat gebeuren, maar mij niet'.
Kritiek maakt veel kapot, niet alleen bij onszelf, maar ook bij anderen. Trouwens, de kritiek die broeder Y doorgaans uit, zegt meer van hemzèlf dan van de persoon die hij bekritiseert. Laten wij elkaar aanvaarden, zoals Christus ons aanvaard heeft, en de ander uitnemender achten dan onszelf. Misschien moest broeder Y in tegenstelling tot broeder X iets meer op zichzelf zien, maar dan in de goede zin van het woord.
Als wij allemaal zien op onze Heer en Heiland, dan zal er veel veranderen. Talloze malen worden we in de Bijbel opgeroepen om onze aandacht op de Heer Jezus te vestigen. Dan hebben we niet, zoals broeder X, zoveel aandacht meer voor onszelf, en zal er heel wat kritiek van broeder Y verstommen. Wellicht herkennen we onszelf een beetje in die twee hardlopende broeders.
Lijken we ook op broeder Z? Paulus schrijft in Fil.3:14:
'... Maar één ding doe ik: terwijl ik vergeet wat achter is en mij uitstrek naar wat vóór is, jaag ik in de richting van het doel naar de prijs van de hemelse roeping van God in Christus Jezus.' En in Hebr. 12:1 lezen we: 'Daarom dan ook, daar wij zo'n grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij alle last en de zonde die ons licht omstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij zien op Jezus ...'