W.J. OUWENEEL
Of wij 's nachts al tranen wenen,
als de morgen is verschenen,
zijn zij parels in het licht
van des Heilands aangezicht.
Gelovigen vergieten hier op aarde heel wat tranen, in navolging van de Heer Jezus. Bij het graf van Lazarus 'brak Jezus in tranen uit' (Joh.11:35 lett.). En in Hebr.5:7 lezen we dat Hij 'tijdens zijn dagen in het vlees met sterk geroep en tranen zowel gebeden als smekingen geofferd heeft'. Dat zijn heel wat meer tranen dan in de Evangeliën staan opgetekend; zijn leven was één lijden (zie nog Luk.19:41; Matth.26:37v.; vgl. Ps.42:4; 56:9; 102:10; Klaagl.1:16).
Bij Paulus zien we dat tranen ook behoren bij het leven van de gelovige die de Heer op aarde wil navolgen:
1) Als nederige slaaf. Tegen de oudsten van Efeze zegt Paulus dat hij 'de Heer [als slaaf] diende met alle nederigheid, onder tranen en met beproevingen' (Hand.20:19). Geen slavendienst zonder tranen; niet omdat wij een 'harde meester' hebben (vgl. Matth.25:24), maar omdat de dienst zich afspeelt op het terrein van de zonde met al haar treurige gevolgen.
2) Als zorgzame herder. Tegen diezelfde oudsten zegt Paulus dat hij drie jaar, nacht en dag, niet had 'opgehouden ieder met tranen terecht te wijzen' (vs.31). Dit herinnert ons aan de zuchten waarmee voorgangers dikwijls hun werk moeten doen vanwege de weerbarstigheid van de gelovigen (Hebr.13:17).
3) Als liefhebbende vader. Aan de Korinthiërs schrijft hij: 'in veel verdrukking en benauwdheid van hart heb ik u geschreven onder veel tranen, niet opdat u bedroefd zou worden, maar opdat u de liefde zou kennen die ik overvloedig tot u heb' (2 Kor.2:4). Uit Paulus' tranen bleek de wantoestand onder de Korinthiërs, maar ook de grote liefde van zijn hart als een vader voor zijn kinderen (vgl. 1 Kor.4:15).
4) Als waakzame wachter. Aan de Filippiërs schrijft Paulus keer op keer: 'Verblijdt u' (2:18; 3:1; 4:4). Maar wat zichzelf betreft is hij God dankbaar dat hij 'niet droefheid op droefheid had' (2:27) en schrijft hij aan hen over de naamchristenen: 'velen wandelen, van wie ik u dikwijls heb gezegd en nu ook wenend zeg, dat zij de vijanden van het kruis van Christus zijn'. Paulus heft hier de waarschuwende vinger, maar met tranen in de ogen.
Paulus wist van de blijdschap in de Heer, maar ook van de droefheid in de omstandigheden! Hij schaamde zich ook niet voor zijn tranen; integendeel, oprechte tranen maakten het hart van de ander week (2Tim.1:4). Maar hij wist ook van de God die 'het oog van tranen redt' (Ps.116:8), ja, van die heerlijke toekomst wanneer God Zelf elke traan van de ogen zal afwissen (Openb.7:17; 21:4; vgl. Jes.25:8).
'Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien' (Ps.126:5). Dit is een troostrijk beginsel in het leven van de Heer en van zijn dienstknechten, ja, ook in dat van u en mij!