W.J. OUWENEEL
Ja, Christus is voor al de zijnen
verlossing, wijsheid, vreugde en kracht;
zijn licht zal eeuwig hen beschijnen;
voor allen heeft Hij 't al volbracht.
Dit lied herinnert onmiddellijk aan 1 Kor.1:30: 'Uit Hem toch bent u in Christus Jezus, die ons geworden is: wijsheid van Godswege, gerechtigheid, heiliging en verlossing'. Hier zien we de Wijsheid in Persoon voor ons: Christus, de kracht van God en de wijsheid van God (vs.24), in Wie al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn (Kol.2:3), de Wijsheid die vóór de eeuwen al een troetelkind bij God was (Spr.8:30).
Voor zover enig mens vandaag ware wijsheid bezit, bezit hij die in de Persoon van Hem die de ware wijsheid is. Wie buiten Hem om naar 'wijsbegeerte' (Kol.2:8; letterlijk: liefde tot de wijsheid) streeft, bedriegt zichzelf alleen maar. Paulus daagt ze uit, al die 'wijsgerige' Grieken, die de ware Wijsheid verachtelijk van zich stootten, zoals bijv. op de Areopagus (Hand. 17), en roept ze toe (vs.20): 'Waar is [de] wijze?' dat is de wijsheidsleraar in het algemeen - 'Waar [de] schriftgeleerde?' - dat is de Joodse rabbijn - 'Waar [de] redetwister van deze eeuw?' - dat is de Griekse filosoof van de huidige boze wereld, tegenover de wereld van de ware Wijsheid, waarvan Christus het middelpunt is.
De vraag: 'Waar is de wijze?' sluit aan bij de viervoudig herhaalde vraag: 'Wie is wijs?' elders in de Schrift (althans in bepaalde vertalingen). Daar leren we dat ware wijsheid betekent: praktisch inzicht in de goede wegen van God, die de wijze gaat, en de boze wegen die hij vermijdt:
(a) 'Wie is de wijze man, die dit begrijpt?' (Jer.9:12), namelijk waarom de Here zo'n vreselijk oordeel over zijn volk brengt. De wijze weet dit maar al te goed: Gods gerechtigheid kan de zonde niet door de vingers zien. Dat inzicht is het eerste kenmerk van de ware wijsheid.
(b) 'Wie is wijs?' Hij lette op deze dingen, laat men acht slaan op de gunstbewijzen des HEREN' (Ps.107:43). Dat is het tweede kenmerk van de ware wijsheid: inzicht in de heerlijke verlossing die God tot stand gebracht heeft en die in deze Psalm zo uitvoerig bezongen wordt.
(c) 'Wie is wijs? Hij geve op deze dingen acht... Want de wegen des HEREN zijn recht: rechtvaardigen wandelen daarop, maar overtreders struikelen er' (Hos.14:10). Wie de vorige twee punten begrepen heeft, bezit ook dit derde kenmerk van de wijsheid: inzicht in al Gods wegen, zowel met de goddelozen die in hun zonden omkomen als met de gelovigen die verlost worden.
(d) 'Wie is wijs en verstandig onder u? Laat hij zijn werken tonen uit zijn goede wandel in wijze zachtmoedigheid' (Jak.3:13; vgl. 17). Dat is het vierde kenmerk: niet alleen inzicht in de verlossing, maar ook in de gelovige wandel die past bij een dergelijke heerlijke verlossing.
Geve de Heer dat ook van óns gezegd kan worden dat we op grond van deze vier criteria ware wijzen zijn! 'Zie, de vrede des Heren - dat is wijsheid, en van het kwade te wijken is inzicht' (Job 18:28). Zoals een ander lied zegt: ' ... opdat ik als een wijze wandel'.