Tenslotte

Zij hadden elk een harp

Willem J. Ouweneel

Roem, aanbidding, dank en lofgezangen
worden eeuwig U gebracht, o Heer.
En der heil'gen blijde harpgezangen
klinken altijd tot uw lof en eer.

Hemelkoren zullen bij het harpgeklank
straks de heem'len vullen met het lied van dank.

De muziek speelt in vele culturen en in het leven van vele mensen een grote rol. De schepping begint met het vrolijk gejuich van de engelen (Job 38:7), de geschiedenis van Gods volk begint met tamboerijnen en lofprijzing (Ex.15) en de Bijbel eindigt (in de Openb.) met harpgeklank, schallende bazuinen en het lied van het Lam. Het doet me bijzonder genoegen dat wij van alle kunsten op z'n minst de poëzie en de muziek ook in de hemel zullen terugvinden. Ik wil best aannemen dat de harpen van Openb.5 symbolisch bedoeld zijn, maar ik geloof er niets van dat er in de hemel alleen maar 'symbolische' muziek zal zijn. Ik ben blij dat de duivel ook in de muziek niet het laatste woord zal hebben. Bijna de eerste activiteit die in de menselijke samenleving van na de zondeval - een wereld zonder God - vermeld wordt (Gen.4), is de muziek, en het eerste 'lied' in de Bijbel is de brallende eigenroem van Lamech. Maar ook in de muziek heeft God het laatste lied.

Nu al is de Gemeente op aarde een huis van 'muziek en dans' (Luk.15:25; over die dans schreef ik pas geleden al). Christus Zelf is het die niet alleen op aarde met zijn discipelen zong (Matt.26:30), maar die ook nú door zijn Geest de lofzang in de Gemeente aanheft (Hebr.2:12; vgl. Ps.22:23). Ik ben maar wat blij dat 1Kor.14:15 over 'lofzingen' en vs.26 over een 'psalm' in de Gemeente spreekt, anders zouden er misschien christenen geweest zijn die gesteld hadden dat het zingen als iets 'aards' geen plaats in de samenkomsten behoort te hebben! Ik zou liever zeggen: zingen (en muziek in het algemeen) is nu juist iets van de hemel. Bij C.S. Lewis las ik eens dat er niets op aarde is dat ons zozeer een indruk van de eeuwigheid geeft als de muziek. Die glans van de muziek is ook na de zondeval niet geheel verbleekt; in alle muziek van hoge kwaliteit is nog iets van de naglans van de eeuwigheid bewaard gebleven, ook al beseffen de mensen dat niet.

In de Gemeente kan die glans pas werkelijk gaan schitteren. Daar vinden we mensen die Gods lof bezingen en die elkaar zelfs 'terechtwijzen' - niet door een snauw of harde kritiek, maar - 'met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen'; daar zingen we 'in de genade' in onze harten voor God (Kol.3:16; vgl. Ef5:19). Daar krijgen we een voorsmaak van dat harpgeklank dat straks de heem'len zal vullen met het eeuwige lied van de aanbidding. 'Is iemand welgemoed? Laat hij lofzingen' (Jak.5:13). En ik voeg er vrij aan toe: Is iemand niet welgemoed? Laat hij ook lofzingen. Het is een wonderschoon medicijn, want 'een vrolijk hart bevordert de genezing' (Spr.17:22).