H. P. MEDEMA
Wat voor verschil maakt het nu eigenlijk of je wel of niet naar burgerlijke stand bent geweest? Als je van elkaar houdt, wat is er dan tegen dat je met elkaar naar bed gaat, zeker als je toch vast van plan bent met elkaar in het huwelijk te treden? En, nog een stap verder, is het huwelijk eigenlijk überhaupt wel nodig? Zouden twee mensen elkaar niet eenvoudig trouw kunnen beloven, en dan kunnen gaan samenwonen? Al deze vragen zijn niet van gisteren, maar ze hebben vandaag wel zeer aan indringendheid gewonnen. Tal van mensen leven als partners samen, delen tafel en bed, zonder dat officieel bij de burgerlijke stand te laten registreren, en zij zien er niets onfatsoenlijks in; de meesten van hen zouden geschokt zijn wanneer iemand hun gedrag als hoererij zou betitelen! Dat is als je naar het bordeel gaat, maar toch niet als je samenleeft in een vaste relatie met de partner van wie je houdt?! En vele verloofden kunnen eigenlijk ook niet begrijpen waarom zij nu beslist met sexuele gemeenschap moeten wachten totdat ze getrouwd zijn.
Wij spreken in de titel van dit artikel uitdrukkelijk niet over 'sexuele gemeenschap buiten het huwelijk' daaronder vallen immers ook overspel en andere vormen van hoererij. Ook laten wij homosexualiteit en verwante verschijnselen buiten beschouwing,
Tenslotte: het behandelen van zo'n onderwerp in één artikel vereist een sterke beperking; vooral om alles te zien in het kader van het totale Schriftonderwijs over het huwelijk zou eigenlijk een heel boek nodig zijn.
Onze 'verloving' kende men niet in oudtestamentische tijden, maar wel 'ondertrouw' (vgl. 2Kor.11:1vv.), al had dat een heel andere inhoud dan bij ons. Bij ondertrouw worden de trouwbeloften al gegeven; een man kan vanaf dat moment spreken van 'zijn vrouw' (Matth.1:20). Verbreking van ondertrouw vereist, voorzover zij al mogelijk is, een scheidbrief. Evenwel is sexuele gemeenschap nog niet toegestaan, maar ontrouw wordt als overspel gestraft (Deut.22:23,24).
Niet altijd zal de voorbereidingstijd zeven jaar geduurd hebben, zoals bij Jakob, die zeven jaar moest wachten voordat hij 'tot zijn vrouw kwam' (Gen.29:20-23). Uit voorschriften als Ex.22:16; Deut.22:13vv.,22,23,28vv., blijkt dat onder Israël de Goddelijke norm gold, dat sexuele gemeenschap tot de beslotenheid van het huwelijk beperkt was. Op soortgelijke wijze geeft ook Lev.18 een lange rij van verboden om 'de schaamte te ontbloten' van hen met wie geen huwelijksrelatie bestond; deze uitdrukking is ongetwijfeld een aanduiding voor 'sexuele gemeenschap hebben'.
Voor Maria en Jozef sprak het vanzelf, dat zij geen sexuele gemeenschap zouden hebben tot het moment van hun huwelijk (Matth.1:18vv.), en Jozef wachtte daarmee in dit bijzondere geval zelfs tot na de geboorte van de Heer Jezus. Dezelfde onuitgesproken vooronderstelling ligt ten grondslag aan 1Kor.7:9: als men zich niet kan beheersen, is er maar één weg: trouwen. Alleen het huwelijk is het terrein waar twee mensen volkomen één kunnen worden, naar geest, ziel en lichaam. 'Eén vlees' (Gen.2:24), dat duidt op de totale eenheid in alle gebieden waarin de mens 'vlees' is, d.w.z. aan deze schepping gebonden. De sexualiteit, en in het bijzonder de lichamelijke eenwording, is daar één aspekt van, en het hoort bij de Goddelijke gebruiksaanwijzing voor het huwelijk dat dit element niet zonder grote geestelijke schade daaruit kan worden 'losgesneden' en geïsoleerd kan worden beleefd.
'Maar het huwelijk is toch pas ingesteld door Napoleon?' zeiden twee jonge mensen, met wie ik dit onderwerp besprak, als uit één mond. Sorry, niet het huwelijk, maar de burgerlijke stand is door Napoleon ingesteld. Maar het huwelijk is altijd een maatschappelijk gebeuren geweest, in elke samenleving, al was de vorm dikwijls verschillend. De ouders hadden in de oudtestamentische cultuur veel meer inbreng in de huwelijkssluiting dan nu (zie o.a. Gen.21:21; 24:lvv.; 29:18vv.; Richt.14:lvv.). Maar deze huwelijkssluiting zelf was ook toen een openlijke ceremonie, waaraan twee gevolgen verbonden waren: ten eerste publiciteit en ten tweede legaliteit. Ten eerste wist men precies wie er met wie getrouwd was, zoals dat in een ordelijke samenleving ook passend is (vgl.Gen.12:10vv.; 26:7vv.). Ten tweede was door de huwelijkssluiting een formele binding tot stand gekomen, die niet zo maar weer ongedaan te maken was; ook dat is in maatschappelijk opzicht van groot belang, omdat daardoor immers het instituut aan bestendigheid wint.
In de tijd van het Romeinse recht was bijvoorbeeld het officiële binnenleiden van de vrouw in het huis van haar man de plechtigheid waarmee een huwelijk tot stand kwam; of - in latere tijd - het opmaken van een akte van huwelijkse voorwaarden; of - vooral in de hogere kringen - een uitvoerig offerritueel voor de priester van Jupiter.
In ons land werd in de vroege middeleeuwen het huwelijk gesloten door overdracht van koopprijs, later van bruidsschat. Vanaf het Vierde Lateraans Concilie (1215) verplichtte de Kerk de publicatie van huwelijken. Vanaf de Reformatie, om precies te zijn vanaf de zg. Politieke Ordonnantie van 1580, werd de wereldlijke rechter of de Gereformeerde ambtsdrager bevoegd. In alle gevallen vond een officiële plechtigheid plaats.
Wat na 1809 veranderde, was alleen de bevoegde instantie en de methode van registratie. Het huwelijk is te allen tijde een openlijk maatschappelijk instituut geweest. Het is van belang dit te beklemtonen, omdat in het licht hiervan het smalende spreken over een 'boterbriefje' geen stand kan houden. Het huwelijk is én naar Goddelijke instelling én naar eeuwenlange menselijke traditie een openlijk maatschappelijk gebeuren.
Vandaag de dag zijn er zeer velen die ongehuwd samenleven, terwijl zij dit toch als 'duurzaam' bedoelen. In zekere zin kan daarbij zelfs aan de eisen van publiciteit en legaliteit voldaan zijn: men zal veelal openlijk de samenleving annonceren, en het is mogelijk de juridische gevolgen contractueel te regelen. Zoals bekend zal zijn, maken niet alleen jongeren, maar juist ook veel ouderen hiervan gebruik, omdat aan een officieel huwelijk soms nadelen verbonden zijn in de sfeer van de sociale wetgeving.
Wat is er nu fout aan deze leefwijze? Die vraag wordt vandaag de dag indringender en vaker gesteld dan vroeger. En wij moeten ook wel een beetje voorzichtig zijn in ons oordeel. Het is echt niet terecht al zulke samenlevingsverbanden op één hoop te gooien. Er komen ongehuwde relaties voor waarin meer trouw en liefde gevonden wordt dan in bepaalde (zelfs 'christelijke') huwelijken.
Toch is er iets fundamenteel fout, en dat zit m.i. vooral in de mindere of meerdere mate van vrijblijvendheid van zulke relaties. Zeker, vandaag de dag kan ook een huwelijk vrij simpel door echtscheiding ontbonden worden, maar zo heel simpel is dat nu ook weer niet. Bij een buitenhuwelijks samenlevingsverband kan men, bij een stevige onenigheid (en waar komt die niet voor?) zó maar de deur achter zich dichtsmijten, en de volgende dag een verhuiswagen laten voorrijden: uit met die relatie! Het is heel heilzaam dat een huwelijk geen achterdeur heeft, en het is naar genoeg dat men die achterdeur er in onze moderne wetgeving wel ingeconstrueerd heeft. Echtgenoten dienen te allen tijde op elkaar teruggeworpen te worden - en natuurlijk op God. Alleen zo kunnen breuken geheeld worden, en ten langen leste kan uit zo'n herstel zelfs zegen voortkomen.
Nu moet ook worden vermeld dat door sommige (vooral) jonge mensen juist die vrijblijvendheid van een samenlevingsverband als een voordeel wordt beschouwd. Zou het niet goed zijn, zo denken zij, vóórdat je elkaar definitief het jawoord geeft, eerst een 'proefhuwelijk' aan te gaan? Dan kun je merken of je bij elkaar past, en dan kun je altijd nog terug.
Maar zo werkt het niet. De belangrijkste dingen in het leven, geboorte, huwelijk, dood, kun je nu eenmaal niet uitproberen. Het zijn de meest unieke ervaringen van een mensenleven; maar dat niet alleen: het huwelijk leer je niet kennen in een proefperiode, het is een levenslange leerschool, een opgave waar je samen dag in dag uit aan moet werken.
Een geheel andere, precies tegengestelde opvatting is de visie dat vrijblijvendheid niet alleen ongewenst en door God verboden is, maar zelfs onmogelijk is. Sommige christenen menen dat sexuele gemeenschap op zich reeds een huwelijk tot stand brengt. Wanneer een jongeman en een meisje samen naar bed gaan, zijn zij (volgens die opvatting) voor Gods aangezicht gehuwd. Een ander standpunt brengt naar hun mening de ernst van deze zonde te weinig in rekening.
Ik denk dat dit standpunt onjuist is, en dat naar de Schrift een huwelijk nooit 'in bed' wordt gesloten, maar in een maatschappelijk verband. Dat neemt niet weg dat in vele gevallen waar sexuele gemeenschap tussen ongehuwden heeft plaatsgehad de pastorale raad zeer wijs zal zijn om dan ook samen in het huwelijk te treden en niet naar een andere partner op zoek te gaan.
Omdat de visie dat sexuele gemeenschap een huwelijk constitueert door sommigen wordt aangehangen, is het nuttig onder ogen te zien wat de Schrift hiervan zegt. Ik vat dat in drie punten samen:
(1) Naar de Schrift is sexuele gemeenschap geen huwelijkssluiting, Het huwelijk bestaat volgens Gen.2:24 uit verscheidene elementen, waarvan (naast bijvoorbeeld het maatschappelijk aspekt: vader en moeder verlaten) het één vlees zijn een onderdeel is, terwijl daarvan de sexuele gemeenschap opnieuw een onderdeel vormt.
(2) Voorbeelden uit de Mozaïsche wetgeving tonen aan dat door sexuele gemeenschap op zichzelf geen huwelijk tot stand komt. Dikwijls wordt Ex.22:16,17 aangehaald om te bewijzen dat sexuele gemeenschap een huwelijk constitueert, maar daar staat precies het omgekeerde: in principe is er een verplichting om het meisje te trouwen (wat op zichzelf aantoont dat het huwelijk nog niet door de enkele daad tot stand is gekomen!). De bedoeling hiervan is kennelijk de sociale bescherming van een dergelijk onteerd meisje, zoals blijkt uit het feit dat het mogelijk was tegen betaling van een bruidsprijs het huwelijk achterwege te laten. Hetzelfde geldt voor Deut. 22:28vv: het enkele feit dat deze regeling moest worden gegeven, maakt duidelijk dat de sexuele gemeenschap op zichzelf het huwelijk nog niet tot stand had gebracht. De huwelijkssluiting verbond de man en het meisje pas echt in de echt.
(3) Ook andere voorbeelden uit het Oude Testament maken hetzelfde duidelijk. In de bekende geschiedenis van Dina en de Sichemieten (Gen.34) wordt Dina niet onmiddellijk beschouwd als Sichem's vrouw nadat ze met hem naar bed is geweest, maar er vinden vervolgens onderhandelingen plaats of het huwelijk al dan niet zal doorgaan. Overbekend is natuurlijk de geschiedenis van David en Bathseba; welnu, pas in 2Sam.11:27, als Bathseba officieel is overgebracht in het koninklijk paleis, wordt gezegd: 'zij werd hem tot vrouw'.
Trouwens, de visie dat sexuele gemeenschap op zichzelf een huwelijk constitueert, leidt tot ernstige problemen indien mensen lange tijd in de zonden geleefd hebben en met vele anderen sexuele gemeenschap gehad hebben: wie is dan de echtgenoot? de eerste? of de laatste?
De ernst van de zonde op zichzelf wordt daarmee niet verminderd, zoals velen menen. Wij moeten in onze tegenwoordige tijd eraan vasthouden dat sexuele gemeenschap door ongehuwden zonde is in Gods oog. Maar laten we dan ook de andere kant beklemtonen: het is een heel verschil of iemand naar een bordeel gaat, of dat twee verloofden die zielsveel van elkaar houden, door hun aandriften overmeesterd, te ver gaan. In de herderlijke zorg zal daarmee ook terdege rekening gehouden moeten worden.