DE TABERNAKEL

hoger onderwijs voor eenvoudigen van hart

(2)

S. STREUPER

De voorhof [u leest erover in Ex. 27] was dat gedeelte rondom de tabernakel dat afgezonderd was van de rest van de hele wereld. Daarin schuilt voor ons een niet onbelangrijke les. Het betekent dat we bij het doorgaan door de poort een grens gepasseerd zijn, die gemarkeerd wordt door de pilaren waaraan de gordijnen van de voorhof zijn opgehangen. De open ruimte van de voorhof wordt beheerst door twee belangrijke voorwerpen: het koperen brandofferaltaar (dat ons spreekt van het kruis), en het koperen wasvat (dat ons spreekt van het Woord). Maar ook die dingen staan in verbinding met het allerbelangrijkste: de ark der getuigenis, Gods troon in het heilige der heiligen. Bij het passeren van de poort zijn we 'overgezet' in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde, nadat Hij ons verloste uit de macht van de duisternis (Kol. 1 : 13). Of, zoals we elders lezen: uit de duisternis geroepen tot zijn wonderbaar licht (1 Petr. 2: 9). Wel 'in', maar niet 'van' de wereld die in het boze ligt en het verderf tegemoet vliegt.

Dat betekent niet dat we ons nu maar moeten terugtrekken uit de wereld en ons knusjes moeten bezig houden met alle zegeningen die God ons schenkt in de Heer Jezus. God hééft ons immers al uit de wereld getrokken, én ons in zijn tegenwoordigheid gebracht. Het afzonderings-beginsel schijnt soms slecht begrepen te worden, waardoor men soms echt geen goede raad weet met de positie in deze wereld en de houding die men heeft aan te nemen tegenover hen die nog buiten zijn. Het is beslist niet zo dat we een afgezonderd volk van gelovigen zijn omdat wij ons afzijdig en zeer gereserveerd opstellen van alles wat er in de wereld is, en dat als gevolg dáárvan God in ons midden is. De enige reden waarom we een afgezonderde plaats innemen is omdat God Zelf ons op die plaats gebracht heeft waar we Hem en zijn Zoon kunnen leren kennen.

In het midden van Israël had God de tekenen van zijn aanwezigheid opgericht tot een getuigenis van de volkeren rondom. Gods tegenwoordigheid was de enige reden waarom ze een afgezonderd volk waren. Wanneer Mozes voor de tweede keer veertig dagen en nachten op de berg verblijft in verband met het tweede stel stenen tafelen dringt hij er bij God op aan met hem en het volk mee te trekken: 'Waaraan zal anders geweten worden, dat ik en uw volk genade in uw ogen gevonden hebben, dan doordat Gij met ons medegaat? Immers daardoor zijn ik en uw volk afgezonderd uit alle volken die op de aardbodem zijn' (Ex. 33 - 16). De aanwezigheid van God Zelf is de ware grondslag van de afzondering. En het doel van de afzondering is tweeledig. Ten eerste om een getuigenis van Hem te zijn in de wereld en ten tweede om een onverstoorde gemeenschap met God te kunnen hebben in de wereld. Het eerste kunnen we zinnebeeldig onderscheiden in de pilaren van de voorhof, het tweede in de planken van de tabernakel, maar die laten we eerst even rusten.

De omheining leert ons dus in de eerste plaats dat we afgezonderd zijn tot een getuigenis voor de ons omringende wereld. De mensen rondom ons zijn allemaal uit hetzelfde hout gesneden als wij. En toch zijn wij 'geheel anders', zoals we al gelezen hebben in Ef. 2 : 10 waar staat dat wij zijn maaksel zijn, geschapen in Christus Jezus tot goede werken ... opdat wij daarin zouden wandelen. Wèl van dezelfde houtsoort, maar toch heel anders. Niet door eigen inspanning - al kost het ons wel energie. Niet door iets dat van de natuurlijke mens is - al zijn we ook met alle vezels van onze ziel er in betrokken. Maar alleen omdat Christus 'andere' mensen van ons gemaakt heeft. Enkel en alleen omdat de kunstvaardige handen van de timmermanszoon uit Nazareth, onze Heiland, zich naar ons uitgestrekt hebben toen Hij aan het kruis onze schuld droeg, en Hij als de goede Herder ons opzocht, en nu als onze Hogepriester met ons bezig is om een kunstenaarswerk van ons te maken. Want op zichzelf stelt die paal eigenlijk niets voor. Hij kan zelfs niet alleen staan, ook al staat hij op een koperen voet, want hij heeft nog twee scheerlijnen en twee koperen tentpennen nodig om niet voor- of achterover te vallen. Maar zelfs dát is nog niet genoeg. Hij heeft ook nog een verbinding nodig met zijn linker- en rechterbuurman. Zonder de medewerking van die twee is hij nergens bruikbaar voor. Als hij alleen blijft, en anderen zijn medewerking weigert, had Bezaleël hem net zo goed in het bos kunnen laten staan.

Tevergeefs zoeken we in de beschrijving van de tabernakel naar voorschriften die betrekking hebben op de plaats waar ze moeten staan: aan de binnen- of de buitenkant van de voorhof. Dat is dus kennelijk van zeer ondergeschikt belang. Het enige wat echt belangrijk is, is dat ze samen de taak hebben om het gordijn omhoog te houden zodat het voor ieder die nog buiten staat volkomen duidelijk wordt dat zij voor de volle honderd procent aan de kant van God staan. Het is voor ons erg belangrijk in te zien dat de pilaren er zijn voor de gordijnen en niet de gordijnen voor de pilaren. Ze zijn te vergelijken met aanplakborden die niet meer zijn dan alleen maar 'dragers' van bepaalde informatie, die openbaar gemaakt moet worden opdat ieder er kennis van kan nemen. Een prachtig voorbeeld van iemand bij wie we zien dat hij gedurende zijn leven gefungeerd heeft als zo'n pilaartje is Paulus. Hij kon naar waarheid zeggen: 'Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij; en wat ik nu leef in het vlees, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven' (Gal. 2 : 20). Zo werd in zijn leven altijd en overal openbaar, niet wie hij, maar wie Christus was. Met geen ander doel dan juist dit, heeft de Heer Jezus zijn discipelen de wereld ingezonden toen Hij tot hen zie: 'Vrede zij u! Zoals de Vader mij heeft gezonden, zend Ik ook u'. En dan laat Hij er direct op volgen, terwijl Hij op hen blies: 'Ontvangt [de] Heilige Geest. . .'. Hoe zouden zij anders ook in staat zijn eenzelfde opdracht te vervullen en te volbrengen dan in dezelfde kracht die in Hem was? Begrijpt u nu waarom de Heer ons nog steeds in deze wereld laat en waarom Hij nog niet is gekomen om ons thuis te halen? Om bekend te maken wie God is en te getuigen van de heerlijkheid van de Heer Jezus. En zeg nu zelf, is er ook maar iets in deze wereld te vinden waarin we méér gezegend worden, méér vreugde en méér blijdschap kunnen genieten, dan juist in de gemeenschap met Hem? Inderdaad, het is Paulus echt niet in de koude kleren gaan zitten. Het heeft hem gevangenschap, arbeid en moeite, honger en dorst in koude en naaktheid gebracht. Maar deze naar menselijke maatstaven sombere en erbarmelijke levensomstandigheden, beschouwde hijzelf kennelijk meer als een bij uitstek geschikte achtergrond om er in gulden letters het leven van zijn Heer op te projecteren ...