EVENWICHTIG CHRISTENDOM

(4)

H.P. MEDEMA

 

Enthousiasme en gehoorzaamheid

'Hoe vond je de dienst?' vroeg ik aan mijn vriend, een jonge student in de medicijnen en tevens heilssoldaat, die was meegegaan naar 'onze' zondagmorgensamenkomst. 'Geweldig!' was zijn antwoord, 'maar ik had af en toe heel sterk de neiging om hardop hallelujah! te roepen. Mag dat eigenlijk bij jullie? Wat zou er gebeurd zijn als ik dat gedaan had?'

Het voorval speelde zich al vele jaren geleden af, en ik weet niet meer precies wat ik geantwoord heb. Maar vele jonge mensen zullen deze ervaring herkennen. De 'broeders' hebben hun heel nauwkeurig uitgelegd hoe de weg van de gehoorzaamheid volgens de Schrift is, en dat dat bijbels is, staat voor hen (nemen we even aan) als een paal boven water. Maar tegelijk komen ze met allerlei andere groepen christenen in aanraking, bij wie ze vaak veel meer enthousiasme en warmte aantreffen. Waar moetje nu wezen? Wat is beter: gehoorzaamheid zonder veel enthousiasme, of enthousiasme zonder veel gehoorzaamheid? Heel wat jongere (en oudere) gelovigen zijn onder de invloed van dit dilemma al op de kar van een moderne Jehu getrokken, die hen toeriep: 'Kom met mij mee, aanschouw mijn ijver voor de Here' (2 Kon. 10 : 16). Wat is het nu: enthousiasme of gehoorzaamheid? Dat een ijver in het dienen van God zelfs niet-wedergeboren mensen kan kenmerken, zonder dat dit gepaard gaat met gehoorzaamheid, leren ons zowel de oudtestamentische geschiedenis van Saul als die van zijn nieuwtestamentische naamgenoot Saulus (1 Sam. 15: 22; Hand. 22: 3). Een orthodoxe, maar lauwe en slappe gehoorzaamheid is echter evenmin wat het moet wezen: vervloekt wie het werk des Heren met lauwheid verricht (Jer. 48 : 10)!

Je zou zo graag zien dat enthousiasme en gehoorzaamheid sámengingen. 'Dient de Heer' - dat is een kwestie van gehoorzaamheid, maar als de apostel die woorden neerschrijft, laat hij er onmiddelijk aan voorafgaan: 'Weest niet traag in de ijver; weest vurig van geest' (Rom. 12 : 11).

We zullen in dit artikel een zevental personen of situaties uit de Schrift in ogenschouw nemen, en daarbij zien hoe hun enthousiasme voor de zaak van God gecorrigeerd moest worden, omdat het daarbij ontbrak aan gehoorzaamheid.

1. Kaïn en Abel: de juiste grondslag (Gen. 4)

Zou de rook van Kaïns offer inderdaad naar beneden zijn gegaan en die van Abels offer omhoog, zoals het in kinderbijbels vaak verteld wordt? We weten het niet, want de Bijbel zegt ons niet hóe Kaïn ontdekte dat God op zijn offer geen acht sloeg, maar op dat van Abel wel. Zeker is dat Kaïn het op een gegeven ogenblik wel bemerkte. Hoe het ook zij, de Hebreeënbrief verklapt ons het geheim: Abels offer was een beter offer. Abel had begrepen (ongetwijfeld door onderwijs van zijn ouders, die hem zullen hebben verteld hoe God een dier had geslacht om kleren van vellen voor hen te maken) dat hij alleen voor God bestaan kon op grond van de dood van een plaatsvervanger.

Kaïn bracht de vruchten van een vervloekte aarde, zonder eerst de noodzaak van verzoening te erkennen. Het probleem met Kaïn was niet dat hij niet religieus was, of dat het hem aan ijver ontbrak; integendeel, het verzamelen van zijn offer heeft hem waarschijnlijk heel wat meer inspanning gekost dan het Abel kostte een schaap uit zijn kudde te selecteren. Het probleem was de verkeerde grondslag. De les is heel simpel: de grootste ijver voor God heeft geen waarde als alles niet gegrond is op het werk van de Here Jezus.

2. Mozes: de juiste tijd (Ex. 2)

Stelt u zich eens voor: een jonge broeder (nou ja, veertig jaar is zo piepjong niet meer). Hij heeft duidelijk Gods leiding in zijn leven ontdekt. Van hem kan getuigd worden dat hij machtig is in woorden en werken. Bovendien wordt hij gekenmerkt door een ware broederliefde en door een krachtig geloof, 'als ziende de Onzienlijke'. Hij heeft heel duidelijk de roeping van God ervaren. Maar hij weet ook dat hij met kleine dingen moet beginnen, en hij handelt daarnaar. Kunt u zich een mooier getuigenis voorstellen? En zou u tegen zo'n 'veelbelovende jonge broeder' gezegd hebben: het is jouw tijd nog niet, wacht nog maar eens veertig jaar?

Zo extreem als in het geval van Mozes zal het wel niet zo heel vaak liggen. Maar het kan ons toch ook gebeuren, dat we vol enthousiasme een bepaalde taak willen aanvatten, en dat de Heer zegt: ho, wacht eens even! Een prima taak, een roeping voor jou, maar nú nog niet. We kunnen in dit opzicht veel van de Heer Jezus leren, die te allen tijde wachtte tot zijn Vader Hem als het ware groen licht gaf. 'Mijn tijd is nog niet aangebroken', zei Hij tegen zijn broers, 'maar uw tijd is altijd bereid' (Joh. 7 : 6). De grootste ijver voor God heeft geen waarde wanneer we niet ook ten aanzien van de tijd de instructies van onze Heer afwachten.

3. Simson: de juiste gemeenschap (Richt. 13-16)

Wij allen verlangen ernaar om 'door God gebruikt te worden'. Ten dele is dat ook een heel goed verlangen. Maar in de geschiedenis van Simson treffen we een man aan die op indrukwekkende wijze door God is gebruikt - maar wiens leven niettemin letterlijk en figuurlijk in een catastrofe eindigde. Wat was er mis met Simson? Enthousiasme genoeg, ijver genoeg, indrukwekkende krachtsvertoningen genoeg. Wat was er dan niet in de haak? Dit éne: dat Simson de gemeenschap met de wereld beter kende dan de gemeenschap met God. Drie Filistijnse vrouwen wisten hem tot op de rand van de afgrond (en tenslotte er overhéén) te brengen: bij de eerste kon hij zijn volk nog verlossen, bij de tweede kon hij alleen zijn eigen vege lijf nog redden, en bij de derde was hijzelf reddeloos verloren. Als vriendschap met de wereld ons onze geestelijke geheimen, onze verborgen omgang met God ontneemt, dan helpt ook de grootste ijver niet meer.

4. David: de juiste wijze (2 Sam. 6 : 1-23)

Zelden zal een zo blij begonnen dag zo triest zijn geëindigd als de dag waarop David het initiatief nam om de ark van God naar Jeruzalem over te brengen. Wat een vreugde! De ark op een splinternieuwe wagen, dertigduizend jonge mannen eromheen, en dat alles onder begeleiding van uitbundige dans en muziek. Een ware opwekkingsbeweging!

Maar nog vóór het donker viel, was de muziek tot zwijgen gekomen en had een kille sluier van angst zich om Davids hart gelegd, wegens Gods oordelend ingrijpen door de dood van Uzza, die zijn hand naar de ark had uitgestrekt. God had ándere aanwijzingen gegeven voor het vervoer van de ark (zie Num. 4 : 15): op de schouders van de Kehathieten. Waarom was de opwekking niet compleet? Omdat op één punt gehoorzaamheid ontbrak.

De grootste ijver voor de zaak van de Heer heeft voor God geen waarde wanneer wij niet de moeite nemen nauwkeurig te luisteren naar wat Hij te zeggen heeft over de manier waaróp het moet gebeuren, en daaraan gevolg te geven. Het vervolg van deze geschiedenis toont hoe gehoorzaamheid volstrekt niet tot het uitdoven van enthousiasme behoeft te leiden; integendeel: de vreugde bij het binnenhalen van de ark volgens Gods voorschriften was vele malen dieper!

5. Jakobus en Johannes: de juiste gezindheid (Luk. 9 : 51-56)

Het was ook om het bloed van onder je nagels weg te halen! moeten de zonen van Zebedeüs gedacht hebben. Had de Heer hen daar als koninklijke boodschappers vooruit gestuurd naar een Samaritaans dorp, en de inwoners daar wilden Hem niet eens ontvángen! Vuur uit de hemel!! Zo had Elia toch ook gehandeld? Maar wacht eens, laten we het voor de zekerheid nog maar éven aan de Heer vragen ... En de Heer Jezus 'keerde Zich om en bestrafte hen, en zei: U weet niet van welke geest u bent'.

De zaak was rechtvaardig, de vergelding terecht, de ijver van de 'zonen des donders' (Mark. 3 : 17) was prima. Maar ze hadden nog niet geleerd in te dringen in de gedachten van de Heer Jezus. Ze hadden 'ijver voor God, maar niet met verstand' (vgl. Rom. 10 : 2). Ze konden nog niet, zoals Paulus later, zeggen: 'Maar wij hebben het denken van Christus' (1 Kor. 2 : 16). Enthousiasme is goed, maar als we niet hebben geleerd ons in te leven in het denken van de Heer Jezus, zal onze ijver juist averechts werken en Gods werk in de weg staan.

6. Petrus: de juiste kracht (Luk. 22 : 31-34; 54-62)

Het verhaal van Petrus is al vaak verteld. En misschien begrijpen we het juist dáárom zo goed, omdat het zo dikwijls ons eigen verhaal is. Vurig van geest, niet traag in ijver, altijd klaar staande voor zijn Heer, er vást van overtuigd dat zijn liefde tot de Heer veel sterker was dan die van zijn medediscipelen - dat was Petrus ten voeten uit. Natúúrlijk zou hij de Heer niet verloochenen!

Maar toen de haan kraaide, wankelde Petrus met bittere tranen van berouw het huis van de hogepriester uit.

Hoe vaak is het u en mij net zo vergaan? Hoe vaak hebben we vertrouwd op ónze liefde en ónze toewijding tot de Heer? Om dan diezelfde bittere, maar noodzakelijke ervaring op te doen die Petrus opdeed: dat je dáárop geen staat kunt maken. Dat je zelfs met het grootste enthousiasme in eigen kracht niets klaar krijgt - maar dat de kracht van de Heer alleen maar in onze zwakheid kan werken.

7. Markus: de juiste dienst (Hand. 12 : 25; 13 : 5, 13; 15 : 36-39; 2 Tim. 4 : 11)

Ons laatste voorbeeld van een 'enthousiasteling' is Johannes Markus. Wat dreef hem eigenlijk om aanvankelijk mee te gaan met Barnabas en Saulus, maar hen later in de steek te laten? Was het misschien zijn enthousiasme om 'in de synagogen van de Joden' het evangelie te verkondigen, een enthousiasme dat danig bekoelde, toen hij bij Sergius Paulus merkte dat ook voor heidenen het heil van God was? Als dat zo is, is de les van Markus' geschiedenis heel eenvoudig: dat God weliswaar ijver en vurigheid van geest bij ons verwacht, maar dat het tenslotte een dienen van de Heer moet zijn. Hij is de Heer. Wij zijn alleen maar ondergeschikten. De Heer dienen mag nooit betekenen dat we óns favoriete werkterrein uitzoeken. Het betekent integendeel de orders van Hogerhand te gehoorzamen. Gelukkig blijkt Markus die les later ook te hebben geleerd, en het is aan hem dat wij het evangelie danken dat ons de Heer Jezus schildert als de volmaakte Dienstknecht, die alleen deed wat zijn God Hem opdroeg, en die, toen zijn discipelen Hem zeiden: 'Allen zoeken u' antwoordde: 'Laten wij ergens anders heengaan, naar de naburige plaatsen, opdat Ik ook daar predik - want daartoe ben Ik uitgegaan’ (Mark. 1 : 38). Dát is waarachtig dienen van God. Laten wij onze Heer daarin navolgen, en Hem dienen met enthousiasme én in gehoorzaamheid.