Lezers schrijven


 

Waarschuwen voor gevaren

 

Ik ben sinds een jaar of drie abonnee en de Bijbelstudies in het blad zijn voor mijn vrouw en mij zeker tot zegen en opbouw geweest. Het kwartaalbijvoegsel is,. dacht ik een goede aanvulling. Persoonlijk zou ik graag in elk nummer nog wat extra pagina's zien met bijvoorbeeld informatie over aktuele zaken. Een goed voorbeeld daarvan vond ik het bericht over het Amerikaanse concern, waarvan volgens de geruchten de oprichter zich aan Satan verkocht had. Wellicht is het nuttig om de lezers ook aan de hand van aktuele feiten te waarschuwen voor allerlei gevaren, waar we in deze eindtijd mee te maken hebben. Ik ben bang, dat we allemaal in meerdere of mindere mate blind en doof dreigen te raken voor wat er om ons heen gebeurt. Voor mij persoonlijk geldt dat tenminste wel. Ik moet bijvoorbeeld tot mijn schande bekennen, dat ik pas ben gaan onderzoeken hoe het met het 'godsdienstonderwijs' op school zat toen ons oudste kind al in de derde klas zat. En hoewel mijn verwachtingen bepaald niet hoog gespannen waren, ben ik toch nog erg geschrokken. Ik ontving het kennelijk algemeen gebruikt blad 'Kind op maandag' van de Nederlandse Zondagsschoolvereniging en ontdekte dat dit blad werkelijk vol staat met de 'moderne' theologie. Voor zo ver ik heb kunnen merken is eigenlijk ook maar een enkeling in 'onze kringen' (een akelige uitdrukking) hiervan op de hoogte en ziet zelfs niet iedereen de ernst van deze dwalingen in. Ik heb de prot. chr. schoolvereniging in onze plaats hier een brief over geschreven en met enige blijdschap mogen horen, dat zij zien, dat dit blad de fundamenten van de Bijbel aantast, maar ... tegelijk houden zij aan dit blad vast omdat het het enige beschikbare is, dat per week de tekstgedeeltes behandelt, die ook op het preekrooster van de hervormde en gereformeerde kerk staan. Ook het hoofd van een hervormde school, die dit niet wenste te gebruiken, stelde, dat er geen geschikt alternatief voorhanden is. Ik vraag me af of er ook voor ons een mogelijkheid is om het onderwijs aan de chr. scholen een alternatief te bieden?

Graag wil ik eindigen met u Gods zegen, kracht en wijsheid toe te wensen.

 

K. de Jong, Waddinxveen

 


Het Vaderhuis

 

Naar aanleiding van 'Vraag & Antwoord' in de Bode van dec. jl. over 'het huis van mijn Vader', zou ik nog wat aantekeningen en een aanvulling willen geven, in het bijzonder wat betreft de hoedanigheid van dat huis.

Hoewel ik het in grote lijnen met de drie punten in het tweede deel van het antwoord eens ben, meen ik dat het eerste deel veel te simplistisch is. Op deze wijze redenerend zou eenzelfde uitdrukking in de Schrift altijd hetzelfde betekenen. De samenhang bepaalt echter wat een uitdrukking in een bepaald gedeelte precies betekent, terwijl dezelfde uitdrukking in andere Schriftgedeelten daar natuurlijk wel licht op werpt, maar nooit exact hetzelfde is: de Schrift herhaalt zich nooit (vergelijk bijvoorbeeld 'het begin' in Gen. 1, Joh. 1 en 1 Joh. l). Zo noemt de Here Jezus de tempel in Joh. 2 'het huis van mijn Vader', omdat God deze plaats oorspronkelijk gegeven had en Zich in verbinding daarmee in genade had geopenbaard. Nu de Here Jezus gekomen was, heeft God Zich als Vader geopenbaard, en geeft de Heer een diepere dimensie aan de beelden van het Oude Testament. De kamers die bij de tempel behoren zijn als het ware een schaduw van de verblijven van het huis waarvan Joh. 14 : 2 spreekt.

Daarnaast legt de Heilige Geest een verbinding tussen de tempel en het lichaam van de Heer: zonder de vleeswording van het Woord, zonder de komst van de Zoon in het vlees, zijn leven hier op aarde tot verheerlijking van God, zijn lijden en sterven en opstanding (en wat ons verstaan en 'toeëigenen' van deze dingen betreft, Zijn verheerlijking en de komst van de Heilige Geest naar deze aarde), zou 'het huis van mijn Vader' voor ons onbekend en ontoegankelijk zijn.

Verder zou ik nog een aanvulling willen geven. Als de Schrift spreekt over een plaats waar God woont, wordt daarbij de nadruk gelegd op de Persoon die daar woont. Met andere woorden: de waarde van de 'plaats' wordt bepaald door de kostbaarheid van de Persoon. Dat geldt nu (zie bijv. Joh. 1 : 39v; Mark. 14 : 22vv; Matth. 18 : 20), maar dat beginsel is ook van toepassing op andere 'bedélingen'. Zodra het echter gaat om eeuwige zaken, wordt het eenvoudigweg iets dat ons bevattingsvermogen ten enenmale verre te boven gaat (zoals het antwoord aangeeft). Anderzijds heeft God ons deze dingen geopenbaard (de verborgen wijsheid, de diepten van God), zodat we de eeuwige dingen 'zien' (2 Kor. 4 : 18).

Ik zou in dit verband nog op 1 Tim. 3 : 16 willen wijzen: 'opgenomen in heerlijkheid'. Er staat niet eis maar en in het Grieks: dus niet in de richting van de heerlijkheid, maar opgenomen in de heerlijkheid van Zijn Persoon. Waar Hij is, is heerlijkheid.

Maar in het Johannes-evangelie gaat het om een heerlijkheid die hier nog bovenuit gaat, als we zo mogen spreken. En zo zouden we kunnen zeggen: de heerlijkheid van het Vaderhuis is daar waar Hij is, zoals geopenbaard in het Johannes-evangelie.

Misschien kan deze kleine 'aanvulling' ook een aanmoediging zijn om ons te verdiepen in de studie van het Johannes-evangelie en de beschouwing van zijn Persoon.

 

A. E. Bouter, Hawkesbury (Canada)

 


Kollektes?

 

Ik heb een vraag over de kollektes zoals we die kennen in de (meeste) Nederlandse vergaderingen.

Heel konkreet komt die vraag hierop neer: Wat voor plaats heeft de kollekte in de samenkomst? Welke bijbelse argumenten zijn daarvoor aan te voeren? Het is voor mij wel duidelijk dat het een goede zaak is als de broeders en zusters samen afspreken in de gemeentelijke samenkomst kollektes te houden, alhoewel velen praktisch niet beleven dat dan de kollektes ook in de samenkomst plaats vinden: tasjes worden ingepakt (ook door broeders), er is al gedankt, en eigenlijk kan er bijv. geen lied meer opgegeven worden. Niemand houdt daar rekening mee.

In andere landen merk je dat er soms maar één kollekte is, en soms helemaal geen enkele. Het geld dat je (als Nederlander) bij je had gestopt kun je niet eens kwijt! Soms hangt er bij de deur een bus waar de broeders en zusters geld in stoppen bij het binnenkomen of verlaten van de zaal.

Ik neem aan dat de broeders en zusters in die landen ook heel goed weten dat God in financiële offers een welbehagen heeft (Hebr. 13), en dat Hij de vrijwillige gever lief heeft. Ook dat het geven een erg verantwoordelijke zaak is. De gelijkenis in Luk. 16 is hiervoor bijzonder illustratief: als we niet weten hoe we met de zaken van een ander ('onze' aardse goederen) om moeten gaan, dan zal God ons zeker onze 'eigen' geestelijke zegeningen niet laten genieten.

In het Nieuwe Testament lees ik dat er inzamelingen werden gehouden. Paulus zegt (1 Kor. 16 : 2): 'Laat ieder van u op de eerste dag van de week bij zich zelf [iets] terzijde leggen' ('iets' staat niet in de grondtekst, dus dat mogen we vergeten). Waarom op de eerste dag van de week?

Ik begrijp dat de financiële offers die we mogen geven het best tot stand kunnen komen vanuit de zegeningen die in betrekking staan tot 'de eerste dag van de week', de zondag, de opstandingsdag; dat we de grootte ervan rustig vaststellen samen met de Heer (alles is van Hem!). Paulus wil immers niet dat het inzamelen zou plaats vinden als hij al in Korinthe was; ik veronderstel dat hij bang is dat de bedragen dan beïnvloed zouden kunnen worden door zijn aanwezigheid of door de korte tijdsperiode waarin het dan zou moeten gebeuren. Paulus wil dat het een weloverwogen zaak zou zijn. Uiteraard was er toen geen giraal verkeer mogelijk, en ook kreeg men zijn/haar salaris per dag (dacht ik).

We lezen dat speciale broeders geld persoonlijk naar het er voor bestemde doel brachten; er was toen geen andere mogelijkheid.

In Hebr. 13 wordt het uitgaan buiten de legerplaats, het voortdurend een lofoffer brengen, onmiddelijk gevolgd door de vermaning om de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet te vergeten.

Het woord 'voortdurend' wijst er m.i. op dat er niet alleen aan de gemeenschappelijke eredienst gedacht wordt.

Op dit moment kan ik daar niet uit afleiden dat het inzamelen van de financiële offers in de samenkomst hoort plaats te vinden.

Maar stel nu dat dat wel duidelijk zou zijn. Wat is dan de meerwaarde van dat geld dat iedere afzonderlijke gelovige in de kollektezak gedaan heeft, nu het tot één bedrag is samengevloeid?

Is het misschien de gedachte dat die inzameling plaats vond 'bij het altaar'? (zie ook: Wij zien Jezus, bijbelstudie over de brief aan de Hebreeën, deel 2 van br. W.J. Ouweneel; daar alleen de opmerking dat bij het 'altaar, offers horen van lof én van weldadigheid en mededeelzaamheid - ik mis een echte uitleg).

De 'tafel van de Heer' (1 Kor. 10) wordt in het Nieuwe Testament een paar keer vergeleken met het brandofferaltaar in het Oude Testament (1 Kor. 10, Hebr. 13. verg. Mal. 2 : 7, 12; Ez. 41 : 22). Onder het Joodse bestel stond er een offerkist in de tempel, dus daar waar de brand- en andere offers gebracht werden (Matth. 27: 6; Mark. 12: 41; Joh. 8 : 20).

In dit geval ligt dat voor mij ook voor de hand. Iedere Israëliet kwam minstens driemaal per jaar naar Jeruzalem en kon zo de tempelbelasting en gaven voor de Levieten op de plek brengen waar het nodig was.

Ik hoorde eens dat de tekst 'laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet' het eenvoudigst door middel van kollekten gerealiseerd wordt. De nadruk wordt dan gelegd op het feit dat een ander dan niet weet hoeveel ik voor een bepaald doel geef. Persoonlijk denk ik dat deze uitspraak in eerste instantie bedoeld is voor mijzelf. Ik heb iets aan God gegeven en moet verder vergeten hoeveel, in die zin dat ik besef dat de grootte van het bedrag mij niet meer of minder aangenaam voor God maakt. Het mag ook naar broeders en zusters toe geen enkele rol spelen, los van de vraag of een ander weet hoeveel ik gegeven heb: het is een zaak tussen God en mij.

In deze tijd, nu het steeds ongewoner wordt om 'cash' geld bij je te dragen, maar betaald wordt met creditcards, cheques, key-cards en dergelijke komt het mij niet als iets niet-bijbels voor om ook de kollekte gelden giraal te laten plaats vinden (met mogelijkheid van belastingaftrek).

Een andere vormgeving is nog deze: Iedereen heeft een salaris dat per maand wordt uitbetaald. Waarom bijv. niet één kollekte per maand voor 'werk van de Heer' en één per maand voor 'mededeelzaamheid' (er vanuit gaande dat kollektes in de samenkomst horen)? Er hoeft dan ook maar één keer per maand voor dat doel geld geteld en op allerlei rekeningen overgemaakt te worden.

Ik hoor al iemand zeggen: ja, maar dat levert dan veel minder op! Wel, als dat echt zo zou zijn, vraag ik me af hoe welgevallig deze offers nu zijn voor God, en dáár gaat het om.

Ik hoop voldoende gegevens aangedragen te hebben om daar anderen op te laten ingaan; op dit moment leven er bij mij een aantal vragen.

 

Jst. de Jager, Amstelveen