EVENWICHTIG CHRISTENDOM

(2)

H.P. MEDEMA

 

Liefde en kennis

Het is helemaal niet zo moeilijk te begrijpen dat liefde en kennis niet van elkaar losgemaakt mogen worden. Beide zijn noodzakelijk voor onze geestelijke groei. Paulus spreekt over de strijd die hij had voor de gelovigen in Kolosse en die te Laodicéa en voor anderen 'opdat hun harten vertroost worden en zij samengevoegd zijn in liefde en tot alle rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht, tot kennis van de verborgenheid van God de Vader, Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn' (Kol. 2 : 2). Liefde zonder kennis verwordt gemakkelijk tot sentimentaliteit; kennis zonder liefde leidt tot rationalisme. Alleen door in de liefde geworteld en gegrond te zijn, zullen wij ten volle in staat zijn 'te begrijpen met alle heiligen, wat de breedte, lengte, hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus' - van welke liefde de apostel onmiddelijk moet toevoegen dat zij de kennis te bóven gaat. Liefde en kennis horen bij elkaar.

Kennis maakt opgeblazen, maar liefde sticht

Dat zei een oudere broeder ook jaren geleden eens tegen mij, toen hem ter ore was gekomen dat ik me bezig was gaan houden met de studie van het Hebreeuws: 'Jongen, wat doe je nou toch! Dat is allemaal kennis, die alleen maar opgeblazen maakt'. En in diezelfde geest voeren, vrees ik, nog steeds velen deze tekst voor zichzelf of voor anderen aan als reden om maar niet te veel aan bijbelstudie te doen: kennis maakt toch maar opgeblazen.

Maar wat wil de apostel in 1 Kor. 8 in feite zeggen? Kennelijk beschrijft hij inderdáád een tegenstelling tussen kennis en liefde; in de herziene Voorhoeve-uitgave wordt dat iets beter aangegeven met de weergave: 'De kennis blaast op, maar de liefde bouwt op'. Het soort kennis dat de apostel bedoelt maakt degene die de kennis bezit ogenschijnlijk groot; het lijkt net of het tot geestelijke groei leidt. Maar, zegt de apostel, het is alleen maar lucht, als je er even doorheen prikt blijft er niets van over. Het is verdrietig dat zoiets inderdaad voorkomt. je kunt ze ook nu nog ontmoeten: jongere (of oudere!) broeders en zusters die om zo te zeggen bol staan van de bijbelkennis, die hun hele bijbeltje vol aantekeningen hebben staan - maar soms blijkt het als je even wat dieper doorstoot allemaal lucht te zijn. In tegenstelling tot dit laatste zegt de apostel: 'De liefde bouwt op': de liefde geeft stevigheid, fundament, houvast in je geestelijke leven.

 

Kennen in een relatie van liefde

Maar laten we verder lezen: 'Als iemand meent iets te weten, dan kent hij nog niet zoals men behoort te kennen; maar als iemand God liefheeft, dan is hij door Hem gekend'. Er is dus blijkbaar een verméénde kennis een kennis die je opgeblazen maakt - maar er is ook een kennen 'zoals men behoort te kennen', een kennis die de apostel niet omschrijft door een abstracte definitie ervan te geven, maar door zich concreet iemand voor te stellen die zulke echte kennis bezit: 'Als iemand God liefheeft, dan is hij door Hem gekend'. Dat is pas echte kennis: het is een kennis gebaseerd op liefde, én het is een kennis in een wederzijdse relatie, kortom: het is kennen in een liefdesrelatie.

Als u aan mij zou vragen: ken je president Reagan van Amerika - dan zou ik zeggen: ja, natuurlijk! Als ik hem op straat zou tegenkomen zou ik hem vast en zeker herkennen. Maar stel je nu eens het uiterst onwaarschijnlijke geval voor dat ik 'm echt zou tegenkomen, en dat hij dan verrast z'n hand zou opsteken en zeggen: 'Halló, Henk, hoe gaat het er mee?' - pas dán zou er sprake zijn van een relatie.

Zo zijn er heel wat mensen die God alleen maar van een afstand kennen, maar die niet 'door Hem gekend zijn'. Dat is geen echte kennis. Alle kennis buiten die liefdesrelatie tot God is waardeloos, en maakt alleen maar opgeblazen. Dat is trouwens eigenlijk helemaal geen nieuw onderwijs; het stond ook al in het Oude Testament. Het Hebreeuwse woord voor 'kennen' betekent eveneens intiem kennen, en het wordt dan ook gebruikt voor 'geslachtsgemeenschap hebben', zodat de Statenvertaling in Gen. 4 : 1 ook leest: 'En Adam bekende Eva, zijne huisvrouw' (vgl. Gen. 19 : 8; Num. 31 : 17, 35; 1 Sam. 1 : 19; 1 Kon. 1 : 4). Het duidt niet op puur intellectuele kennis, maar een kennen in een heel persoonlijke relatie, kennen in alle aspekten van iemands wezen. Zo is het ook als er gesproken wordt over het kennen van God: Jahweh zegt dat Hij Mozes bij name kent (Ex. 33 : 17), waarmee Hij ook zijn liefde voor zijn dienstknecht tot uiting brengt, en omgekeerd staat er in Deut. 34 : 10 dat Mozes de Here 'gekend' heeft van aangezicht tot aangezicht. David zegt tot Jahweh: 'Here, Gij doorgrondt en kent mij' (Ps. 139 : 1). En in dezelfde geest lezen we in het Nieuwe Testament hoe God óns kent: 'De Heer kent hen die de zijnen zijn' (2 Tim. 2: 19; vgl. Am. 3: 2) - wat niet alleen betekent dat God een administratie van hun namen bijhoudt, maar óók dat ze door God geliefd zijn. De keerzijde daarvan is: de Vader kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus die Hij heeft gezonden, is het eeuwige leven (Joh. 17 : 3). Beide aspekten worden prachtig samengevat in de woorden van de Heer Jezus: 'Ik ben de goede Herder en Ik ken de mijne, en de mijne kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken'. Wonderlijke relatie van vertrouwelijke kennis én liefde!

Kennis, liefde en het Woord van God

Er staan twee uitspraken in 1 Johannes 4, vlak bij elkaar, die opnieuw kennis en liefde met elkaar verbinden. Ten eerste in vers 6: 'Wij zijn uit God; wie God kent, hoort ons, wie niet uit God is, hoort ons niet'. Kort en goed: wie God kent - zo zegt Johannes - zal luisteren naar het woord van ons, apostelen.

Ten tweede in vers 7: 'Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God, en ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, heeft God niet gekend, want God is liefde'. Kort en goed: wie God kent, zal God en de broeders liefhebben.

Parallel geplaatst betekenen deze twee uitspraken dat zowel het luisteren naar het Woord als het liefhebben van God voortvloeien uit het kennen van Hem. Wie God kent, zal Hem (en de broeders) liefhebben, maar hij zal ook aandacht hebben voor het apostelwoord; ruimer: voor het hele Nieuwe Testament; nog ruimer: voor de hele Bijbel.

Heel opvallend wordt in 1 Sam. 3 : 7 hetzelfde verband gelegd: 'Samuel nu kende de Here nog niet; nog nooit was hem een woord des Heren geopenbaard'. Hoe kennen wij God? Door zijn Woord! Wat moeten we doen om Hem beter te leren kennen? Het Woord opslaan! Kennis, liefde en het Woord van God horen bij elkaar. Als je over bijbelstudie spreekt, krijg je wel eens te horen: allemaal goed en wel, maar dat is echt iets voor studiehoofden, en heus niet voor iedereen! Wat jongemensen nodig hebben (zo zegt men dan eenzijdig) is een geestelijke injectie, een stimulans voor hun hart. Maar dat is een drogreden. Want het bestuderen van het Woord van God is geen uitsluitend privilege van een bevoorrecht stel bollebozen. Nauwkeurig lezen, vergelijken, herlezen, bladeren, aanstrepen en nog eens lezen vereist helemaal geen bijzondere aardse scholing. Het echt met je hart opnemen vereist evenmin een schooldiploma. Het vereist wél liefde tot God en bereidheid om je leven ook daadwerkelijk aan zijn wil te onderwerpen; er zijn morele, geen intellektuele voorwaarden aan verbonden. De Joden, die zich geen ander onderwijs konden voorstellen dan het schoolsysteem van hún dagen, vroegen zich bij het luisteren naar de Heer Jezus verwonderd af. 'Hoe is Deze zo geleerd zonder onderwezen te zijn?' Jezus dan antwoordde hun en zei: 'Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem die Mij heeft gezonden. Als iemand zijn wil doen wil, zal hij van deze leer erkennen of zij uit God is, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek' (Joh. 7: 15-17). Kriterium voor vruchtbare bijbelstudie is niet onze intellektuele begaafdheid, maar onze hartelijke bereidheid om Gods wil te doen.

Kennis, liefde en gehoorzaamheid

Daarmee komen we op een ander onderwerp, dat eveneens nauw met kennis en liefde verbonden is: gehoorzaamheid. Reeds in de tijd van de apostelen waren er mensen die precies de juiste woorden 'volgens het boekje' wisten te gebruiken, om zodoende door te gaan voor orthodoxe christenen. Johannes waarschuwt zijn lezers om niet te snel alles aan te nemen wat iemand zegt. 'Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar, en in hem is de waarheid niet. Maar wie zijn woord bewaart, in hem is waarlijk de liefde van God volmaakt'. De aanwezigheid van liefde en waarheid (de twee grote Goddelijke wezenskenmerken) in je hart, wordt bewezen door het bewaren van Gods geboden en Gods Woord in je gedrag, en daaruit blijkt echt of iemand Hem kent. Van de zonen van Eli, Hofini en Pinehas, staat in het Hebreeuws in 1 Sam. 1 : 12 letterlijk: ‘Zij kenden de Here niet' als een omschrijving van hun wangedrag (vgl. ook Jer. 4 : 22; 10 : 25). De uitspraak van Jahweh door Hosea: 'Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers' - vindt zijn parallel in 1 Sam. 15 : 22: 'Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen'. Maar we komen daarop uitvoerig terug als we in een van de volgende artikelen over leer en praktijk spreken.

Kennen zoals wij gekend zijn

In 1 Korinthe 13, het prachtige lied van de liefde, wordt van de kennis gezegd dat zij teniet gedaan zal worden (vs. 8), terwijl de liefde blijvend is. Maar dat moeten we niet verkeerd opvatten. De apostel spreekt over een kennis die maar 'ten dele' is, stuksgewijze. Betekent dat dat wij, eenmaal in de hemel aangekomen, alle geestelijke kennis die we op aarde hebben opgedaan, als waardeloos moeten beschouwen? Dat bedoelt de apostel niet, maar 'wat ten dele is, zal te niet gedaan worden', met andere woorden: we zullen pas dán in staat zijn het hele veld van de Goddelijke waarheid ineens te overzien, pas dan Hem, onze Heer en Heiland, in al zijn heerlijkheid kennen, zodat het fragmentarische, stuksgewijze kennen helemaal wegvalt. Met een veelzeggend beeld verduidelijkt de apostel zijn betoog: 'Want wij kijken nu door een spiegel, wazig, maar dan van aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen zoals ook ik gekend ben'. Het is net zoals je in een (antieke) spiegel (of: door een donker glas) kijkt, zegt Paulus: je ziet wel een gedaante, maar heel erg vaag. Toch zie je wezenlijk Dezelfde die je straks zult zien! Onze blik mag dan nog onscherp zijn, ons kennen ten dele, maar als straks alle beperkingen zijn weggevallen, zullen we kennen zoals wij gekend zijn - precies hetzelfde wat we in 1 Kor. 8 en elders aantroffen: we zullen Hem kennen in een ongestoorde relatie van liefde, zonder beperkingen. Hem kennen en liefhebben zal ons verblijf in de hemel kenmerken; en Hem kennen en liefheben mag ook nu al het stempel zijn dat op ons leven op aarde gedrukt is.