'JEZUS CHRISTUS IS GISTEREN EN HEDEN DEZELFDE EN TOT IN EEUWIGHEID’

J. KLEIN HANEVELD

 

Er zijn teksten in het woord van God, die altijd voor onze aandacht zouden moeten staan en die we als een kostbare schat in ons hart zouden moeten bewaren. Tot die teksten behoort zeker ook Hebreeën 13:8.

Hij die nu met heerlijkheid en eer is gekroond, is Dezelfde die eens hier op aarde was en wiens daden ons in de evangeliën worden verhaald, wiens woorden zijn meegedeeld en wiens gevoelens ons zijn geopenbaard.

De omstandigheden waarin Hij nu verkeert, zijn wél totaal anders als toen Hij op aarde was, maar Hijzelf is niet veranderd. Hij is vandaag nog dezelfde die Hij eeuwen geleden was, toen Hij onder ons, mensen, woonde. Toen had Hij een lichaam van bloed en vlees. Hij kende de menselijke vreugden en pijn, de menselijke zorgen en ziekten. Hij leefde mee met het pasgetrouwde paar in Kana en Hij vergoot tranen aan het graf van Lazarus. Hij is nog Dezelfde! Hij is ook nu bewogen met ons lot.

Hij gaat mét ons door de tijd. Van het oude jaar in het nieuwe. Hij is met ons alle dagen; dat heeft Hij beloofd. Hij is erbij! In alles wat ons wedervaart. Elke keer wanneer wij voor een belangrijke beslissing staan in ons leven, wil Hij erbij zijn. Op je trouwdag, maar ook op de dag dat je man of je vrouw sterft en je alleen achterblijft. Ook op de dag dat je het ziekenhuis in moet. Ook op de dag dat je je eigen huis uit moet om in het bejaardenhuis je intrek te nemen. Hij is erbij!

Hij kent onze blijdschap en onze zorgen - ook onze zorgen over onze kinderen. Hij kent onze spanningen, onze eenzaamheid. Hij is met ontferming over ons bewogen. Als de vertrouwde Vriend wil Hij erbij zijn. Dicht bij ons, dicht aan onze zijde.

'De Heer Jezus is altijd bij je!' zei één van mijn kleine jongens vroeger eens tegen me in het donker van de slaapkamer, 'en dan hoef je nooit bang te zijn!'

'Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde . . .’

Wat een troost is dat voor ons temidden van alles wat om ons heen en met onszelf gebeurt in een wereld waar alles aan verandering onderhevig is. Op aarde is niets bestendig. Onze omstandigheden kunnen van de ene dag op de andere veranderen. Onze zekerheden van vandaag kunnen morgen even zoveel onzekerheden worden. Zij die we liefhebben, kunnen ons komen te ontvallen. En of je je man of vrouw moet missen wanneer je 35 bent of wanneer je 70 bent, in beide gevallen wordt een liefdeband verbroken en een wond geslagen die vaak moeilijk en soms nooit geheel geneest.

Hoe ouder we worden, hoe meer lege plaatsen wij zien in de vergaderingen, in onze families, in onze vriendenkring, in onze gezinnen. Zij gingen heen en zonder hen met wie we ons verbonden voelden en die we nog zo nodig hadden, moeten we verder.

In de voorgaande verzen spreekt de apostel over voorgangers, die weggenomen zijn. Wat missen we ze in onze vergaderingen! Met name de ouderen hebben zulke voorgangers gekend. We hebben van hen genoten, als ze het Woord van God verkondigden. Wat hadden we hun vertroostende en bemoedigende woorden nodig, maar evenzeer hun vermaningen. En dan zien wij de lege plaatsen. Maar het is alsof de apostel ons zeggen wil: 'Al gingen zíj heen, Jezus Christus blijft'.

Wat is het heerlijk dat de Heilige Geest (want Die is de eigenlijke Auteur van deze verzen), onmiddellijk nadat er sprake was van hen die zijn voorgegaan en Hij ons gewezen heeft op hun woord en wandel, ons de Heer Jezus Zélf voor de aandacht stelt. 'Wie u verliet, Jezus toch niet!' Wie ons ook kwam te ontvallen, Hij, onze Heer en Heiland, is en blijft. Hij is Dezelfde, de onveranderlijke Toevlucht voor al de zijnen. 'Wat u ontviele, Hij nimmermeer'. We hoeven niet ontmoedigd te zijn. In Hem kunnen wij rusten. Tot het einde toe zal Hij, de goede, grote en overste Herder zijn zegenende handen uitstrekken over zijn kudde, over elk schaap in het bijzonder. Niemand zal ze uit zijn hand rukken, niemand kan ze Hem ontroven. Trouw blijft Hij voor hen zorgen; voor de ouderen en voor de jongeren, voor de zwakken en de sterken, voor de zieken en de gezonden.

Wat een vertroostende woorden van de apostel! Bij alle wisselvalligheden van het leven mogen wij onze blik richten naar Boven en Hem daar zien aan Gods rechterhand. In Hem mag ons onrustige hart rust vinden.

De eeuwig Getrouwe houdt immer stand;
wie op Hem bouwe, reikt Hij de hand!

Die hand is niet verkort en nooit moe om te geven. Aan die hand wil Hij ons leiden door schaduwen van dood en graf. Hij die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht en die de hele wereld in zijn handen heeft Hij draagt ook ons leven in zijn sterke hand. Gisteren en heden en morgen; in het oude jaar en in het nieuwe jaar, alle dagen - ja, tot in eeuwigheid.

 

Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde.

We vinden de bewijzen daarvan in de Schrift. We zien daar hoe de Heer Jezus Dezelfde is gebleven, ook nadat Hij is opgestaan uit de doden, in zijn opzoekende liefde.

Toen Hij een gesprek had met Nicodemus over de noodzakelijkheid van de nieuwe geboorte, offerde Hij zijn nachtrust op. Deze leraar in Israel was een 'trage van hart', maar de Heer verdroeg hem met groot geduld en leidde hem in de weg van de waarheid.

Precies zo handelde de Heer na zijn opstanding met de twee Emmaüsgangers, die ook 'tragen van hart' waren in het geloven van alles wat de profeten hadden gesproken. Wat sprak de Heer geduldig en liefdevol met hen. Hij legde hun de Schriften zó uit, dat hun harten brandend in hen werden.

 

Hij is Dezelfde in zijn liefde voor de zijnen.

In de nacht waarin Hij werd verraden, zette Hij Zich met zijn discipelen aan de paasmaaltijd en zei: 'Ik heb vurig begeerd dit pascha met u te eten voordat Ik lijd'. Hij nam brood en beker en stelde het avondmaal in, dat voor al de zijnen een herinnering moest worden aan zijn oneindige liefde, die Hem in staat stelde Zichzelf voor hen over te geven in de bittere kruisdood. Al kwamen alle machten van de duisternis in diezelfde nacht en de daarop volgende dag op Hem af. zijn liefde voor de zijnen verflauwde geen ogenblik. Hij heeft hen liefgehad tot het einde.

Is Hij na zijn opstanding veranderd?

Neen, want gezeten aan de rechterhand van de Vader, met heerlijkheid en eer gekroond, geeft Hij aan de apostel Paulus door rechtstreekse openbaring de instelling van het avondmaal, opdat Paulus die aan de Gemeente zou meedelen. Deze schrijft immers aan de Korinthiërs: 'Ik heb van de Heer ontvangen, wat ik u ook heb overgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij overgeleverd werd, brood nam…' (1 Kor. 11 : 23vv).

De Heer Jezus blijkt in de hemel Dezelfde als in de laatste nacht van zijn leven op aarde. Zoals het in die nacht zijn verlangen was aan te zitten met zijn discipelen, zo is het ook nu zijn wens dat wij aanzitten met Hem aan zijn tafel 'om als gedoopten in zijn dood zijn liefde te verkonden'. Hij is en blijft de Gastheer en nodigt ons uit om uit zijn hand het brood en de wijn aan te nemen en daarvan te eten en te drinken en zodoende zijn dood te verkondigen.

 

De Heer is niet veranderd in zijn vriendelijke omgang met de zijnen. Hij ging als een vriend om met het gezin in Bethanië. Uitdrukkelijk wordt ons meegedeeld dat de Heer Martha, Maria en Lazarus liefhad. Hij noemde Lazarus 'onze vriend'. Hoe ongedwongen gingen de zusters met Hem om. Wat ze dachten, spraken ze onbekommerd uit - en de Heer liet het Zich zeggen. Geen spoor van vrees van hun kant, geen spoor van terughoudendheid van zijn kant.

En was Hij na zijn opstanding niet Dezelfde?

Is dat wat plaats vond aan de Zee van Tiberias niet het bewijs van zijn onveranderlijke goedheid?

Denk ook aan het gesprek van de Heer met de verbaasde en bevreesde Ananias in Damaskus. Is het niet net of twee vertrouwde vrienden met elkaar spreken? Toch is de Eén de Schepper van het heelal, de Heer der heren, en de ander een mens zoals wij! De Heer weet alle dingen en toch geeft Ananias vrijmoedig uiting aan zijn bezorgdheid, alsof de Heer niet alle omstandigheden kent. En de Heer maakt geen aanmerking en zegt niet: 'Zo mag je niet tegen Mij spreken, Ananias!' Het lijkt er meer op dat Hij dit vertrouwen op prijs stelt.

De verheerlijkte Heer is Dezelfde als de opgestane Heer en de Opgestane is Dezelfde als de Man van smarten, die onder ons heeft gewoond.

Wanneer wij dus de evangeliën lezen, mogen we tegen elkaar zeggen: Zoals Hij toen was, zo is Hij nu nog! Dezelfde in macht, Dezelfde in liefde, goedheid en genade. Hij kent ons, Hij weet waar wij wonen. Hij kent onze gedachten, neemt deel aan onze droefheid en aan onze vreugde. Hij nodigt ons uit onze harten voor Hem uit te storten. Zoals Hij eens met zijn discipelen omging, zo wil Hij ook nu met ons omgaan. Hij kan nu zelfs nog méér voor ons zijn dan Hij toen was voor zijn discipelen. Hij is nu aan Gods rechterhand als onze grote Hogepriester, als één van ons - we zeggen het met alle verschuldigde eerbied voor zijn Persoon. Als onze Hogepriester kan Hij medelijden hebben met onze zwakheden, omdat Hij als mens op aarde in alle dingen verzocht is geweest evenals wij, uitgenomen de zonde. Hij voelt met ons mee. Hij begrijpt ons in onze zwakheden, moeilijkheden en zorgen.

'Hij weet wat gij lijdt,
hoe macht'loos gij zijt
en opent u zeeg'nend zijn armen'.

Hij denkt in de hemel aan ons en houdt ons door zijn voorbede vast. Daarom mogen wij met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade. Alles mogen we Hem zeggen. Ook die ene moeilijkheid waaraan u bij het lezen nu denkt en waarvan misschien niemand anders weet. Hém mag u uw nood klagen.

 

De Heer blijft ook Dezelfde in het nakomen van zijn beloften. Vóór zijn sterven had Hij aan zijn discipelen laten weten dat Hij hen voorging naar Galilea en dat zij Hem daar zouden zien (Matth. 26 : 32). Na zijn opstanding werd dat herhaald door de engelen die tegen de vrouwen bij het lege graf zeiden: 'Zie, Hij gaat u voor naar Galilea: daar zult u Hem zien' (Matth. 28 : 7).

In Mattheüs 28 : 16 lezen we dan dat de elf discipelen naar Galiléa gingen, naar de berg waar de Heer Jezus hen had ontboden. Daar zagen zij Hem.

Ook wij hebben zijn belofte dat wij Hem zullen zien. Ook óns is Hij voorgegaan, niet naar Galilea, maar naar de hemel. Ook wij hebben zijn belofte evenals de discipelen toen. Ook wij zullen Hem zien, zoals Hij is. De Heer komt zijn belofte stellig na; daar hoeven we geen moment aan te twijfelen. Wat Hij belooft, dat doet Hij!

'Hoop op zijn beloftenissen;
niets zal missen
wat Gods Woord ons heeft beloofd'.

Wat zal dat een vreugde zijn, wanneer wij Hem zullen zien. Wanneer wij Hem zullen aanschouwen, die om ons te redden Zich zo diep heeft willen vernederen. Die de straf heeft willen ondergaan, die wij hadden verdiend; die ons zó heeft liefgehad, dat Hij zich voor ons heeft overgegeven. Spoedig zullen we bij Hem zijn. Dan zullen we Hem zien en Hem gelijk zijn. We zullen innige gemeenschap met Hem hebben. We zullen met Hem kunnen spreken en de stem van de Geliefde horen. Hij zal ons doen begrijpen wat op aarde een raadsel, een onbeantwoorde vraag voor ons is gebleven. Dan zullen we al zijn wegen met ons verstaan en Hem dank brengen voor al zijn goedheid en trouw, voor al de liefde en genade aan ons bewezen.

Maar ook: wat is het een vreugde Hem nú al te kennen, nú met Hem te mogen spreken, zijn goedheid te mogen ondervinden. Hij is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid. Van gisteren gaat Hij met ons door het heden naar morgen, naar de toekomst, naar de eeuwigheid.

'Gij voert mij tot de morgen, ook door de nacht ...
tot ik aan d'eeuw'ge stranden de ruste vind'.

We kunnen getroost het nieuwe jaar tegemoet zien.