In de schaduw van de appelboom

W.J. HOCKING

"Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn geliefde onder de jonge mannen. In zijn schaduw begeer ik te zitten en zoet is Zijn vrucht voor mijn verhemelte. Hij heeft mij gebracht naar het wijnhuis en zijn banier over mij was de liefde"

(Hoogl. 2: 3, 4)

 

Uit deze woorden spreekt volmaakte rust en vrede. Het is niet de taal van iemand, die slechts ten dele rust gevonden heeft, rust voor een dag, een maand, een jaar. Wie echt rust in de Heer Jezus gevonden heeft, bezit een Goddelijke, eeuwige rust. "Ik zit neer", Prachtig is dat! Er is niets meer te doen voor de zondaar. Er is geen werk meer in de steenovens van Farao, maar overvloed van werk in de wijngaard van Christus. De arbeid van de gelovige komt na, niet voor de rust. En, let u er goed op, het is in zijn schaduw! Het is niet in de schaduw van mijn ervaringen. Ook niet in de schaduw van instellingen, hoe goed ook. Deze dingen hebben hun eigen plaats en hun eigen waarde: maar wij doen goed er ons niet aan te hechten: want dan zal blijken dat ze niet beter zijn dan Jona's wonderboom. die in één nacht opgroeide en in één nacht verdorde. Neen, het moet Christus zelf zijn - Christus alléén - Christus altijd.

Hoeveel schaduw kunnen wij dan genieten, als we eenvoudig in Christus rusten? Precies zoveel schaduw als Christus afwerpt. Als ik zit in de schaduw van een boom of van een rots, geniet ik niet zoveel schaduw als de boom of de rots mij kan verschaffen. Als ik door het geloof rust in de schaduw van Christus, is de enige vraag: hoeveel schaduw geeft Hij? Ons geloof kent het antwoord.

Geniet u van "de schaduw van de appelboom?" Plukt u van de rijke vruchten, die in ruime overvloed om u heen hangen? Is die vrucht "zoet voor uw verhemelte?" Volgt u de Heer Jezus, opdat Hij u zou leiden in zijn wijnhuis? Is zijn liefde "een banier over u?" Wees er zeker van, dat alleen in zijn wijnhuis en in zijn schaduw rust en vrede voor u te vinden zijn. Als wij rusten in Christus' schaduw zullen wij opgroeien in genade en kennis en zullen wij telkens door nieuw voedsel gesterkt worden. Laten wij toch meer de ervaring opdoen van de levende frisheid van zijn genade, om zo met ijver en kracht onze weg te vervolgen, totdat wij straks onze plaats zullen innemen bij de boom des levens, die is in het midden van het paradijs van God, om daar tot in alle eeuwigheid te blijven.