Elihu, een model dienstknecht

(1)

J. Ph. Fijnvandraat

 

Vijf mensen spelen in het boek Job een rol. Onder hen neemt Elihu een wel heel aparte plaats in. In enkele artikelen willen we op hem "de schijnwerper" richten. De Heilige Geest geeft ons door de beschrijving van zijn optreden een les van grote praktische betekenis.

 

I. God wil jonge mensen gebruiken!

Tenminste drie van de vijf vrienden waren bejaarde mannen. Waarschijnlijk geldt dit ook voor Job. Maar uit 32:6 blijkt, dat Elihu nog jong was. Heel de bijbel door vinden we bewijzen, dat God zich vaak van jonge mensen wil bedienen voor het verrichten van bijzondere diensten. Maar tevens zien we dan, dat God dit doet in wijs beleid. David, de twaalf apostelen, enz. waren jonge mensen, - maar ze kwamen niet onvoorbereid tot hun taak. Het waren mensen die ondanks jeugdige leeftijd in een leerschool waren geweest - een leerschool niet van mensen, maar van God zelf

 

1. Anderen hadden gefaald.

Drie vrienden hadden getracht het "geval Job" te analyseren en te verklaren. Ieder van de drie deed dat op zijn eigen manier.

a. Elifaz - representant van de mystieke ervaring.

Deze man meende de autoriteit te bezitten, nodig om het geval Job te kunnen beoordelen. Hij beriep zich daartoe op zijn mystieke ervaringen: - in hst 4: 12-16 -; en op zijn ervaringen in het algemeen: - zie hst 4 : 8, 5 : 3 etc. Mystieke dogmatici zijn bij al hun bewogen verhalen vaak zowel zelfbewust als harteloos. Triomfantelijk besluit Elifaz: "Zie, dit hebben wij nagespeurd, ZO IS HET; hoor het toch en neem het ter harte" (5 : 27). Maar Job rekent met hem af "Ik heb de woorden van de Heilige niet verloochend". "Wie zijn vrienden medelijden onthoudt die verzaakt de vreze van de Almachtige" (6 : 10 en 14).

b. Bildad - representant van de vrome traditie.

Hij beroept zich op zijn kennis van de wijsheid van het voorgeslacht (8 : 8). Die traditie werd overgedragen in allerlei spreuken en gezegden, die door Bildad in zijn betoog ijverig worden geciteerd. Zie bijv. 8 : 11; 8 : 14, 20. Maar Job kent deze traditie even goed als Bildad en dient hem op machtige wijze van repliek: 9 : 2 en vergelijk 13:2. In zijn antwoord aan Bildad rekent Job ook gedegen af met de mystieke ervaring van Elifaz: 9:11. Ook Job kan zulke spreuken citeren: zie 9:12 "Wie zal tot Hem zeggen: wat doet Gij?"

c. Zofar - representant van de wijsheid

Zofar beroept zich er op de wijsheid van God te kennen (11 : 5) en neemt aan, dat Job een dwaas is, (11 : 2) die woorden uitkraamt zonder verstand, en daarom door God getuchtigd wordt. Maar Job beantwoordt zijn cynische conclusies met humorvol sarcasme: "Waarlijk, gij zijt nog eens mensen, met u zal de wijsheid uitsterven!" (12 : 2).

Vlijmscherp roept Job het zijn vrienden toe: "Vraag toch het gedierte en het zal u onderrichten; het gevogelte des hemels, en het zal u inlichten…". "Bij grijsaards zou wijsheid zijn en lengte van dagen zou doorzicht betekenen? Bij Hem is wijsheid en sterkte, Hij heeft raad en doorzicht" (12 : 7 en 12, 13).

 

d. De oorzaak van het falen van de drie vrienden.

Het zou dwaas zijn te beweren dat de drie vrienden geen wijze woorden hebben gesproken. Integendeel - mensen die het kunnen opbrengen een week lang te zwijgen in het bijzijn van Job, alvorens te gaan spreken zijn bepaald geen zotten! (Zie 2 : 13).

De kwestie is niet, dat de drie vrienden geen ware woorden hebben gesproken. Die woorden verdienen alle aandacht en zijn zelfs vaak profetisch geladen! Maar de kwestie is, dat zij de waarheid en de wijsheid die zij bezaten misplaatst hebben toegepast. Zij hebben geen onderscheid gemaakt tussen openbare Godsregering en verborgen Godsbestuur. Zij hebben de beginselen die van kracht zijn in een tijd van openbare Godsregering toegepast op een man, die leefde in een tijd van verborgen Godsbestuur.

Voor de tijd van openbaar Godsbestuur geldt bijv. het woord: "Ik heb nimmer een rechtvaardige gezien, die naar brood zoekt". Maar in tijden van verborgen Godsbestuur zijn er vele rechtvaardigen die honger moeten lijden. In een tijd van openbaar Godsbestuur zijn er gelovigen die "koninkrijken hebben onderworpen door het geloof" en in een tijd van verborgen Godsbestuur zijn er gelovigen die door hetzelfde geloof zich hebben laten "folteren en van geen bevrijding wilden weten".

Vergelijk Hebr. 11 : 33 met 35 en let daarbij op het woord "anderen"! Wij leven nu in een tijd van verborgen Godsbestuur, dat is de reden waarom bijvoorbeeld bepaalde spreuken uit het boek Spreuken in deze tijd niet opgaan. Spreuken behandelt nl. de toestand onder een openbaar Godsbestuur. Ook de Psalmdichter Asaf maakte aanvankelijk dit onderscheid niet en kwam daardoor in een geloofscrisis, zoals blijkt uit Ps. 73.

Omdat zij deze zaak niet onderscheidden, konden de drie vrienden ook in hun tweede en derde redevoeringen Jobs zaak niet op passende wijze beantwoorden. Op magistrale wijze toonde Job hen hun machteloosheid aan.

 

2. Eerst daarna werd Elihu door God geroepen.

Na dit machtsvertoon van de menselijke geest, waarbij achtereenvolgens de mystiek en de ervaring, de traditie en de vroomheid, de wijsheid en het inzicht bleken tekort te schieten - ook al waren deze in handen van hoogbejaarde mensen - komt het moment van optreden van Elihu! Uit 42:7 blijkt duidelijk, dat God de woorden van de drie ouden wčl afkeurt, maar die van Elihu niet. Er is dus alle aanleiding om aan zijn optreden extra aandacht te besteden.

 

a. Geroepen tot een zware taak!

Dit spreekt temeer, omdat Elihu als jonge man tot een bijzonder zware taak werd geroepen. Niet alleen had hij een aantal oude en ervaren mannen tegenover zich, die grote bekwaamheden bezaten - maar hij moest ook spreken tot een man die bijzonder zwaar beproefd was. Ieder die wel eens een sterfhuis moest bezoeken om treurenden te troosten, terwijl hijzelf nog nooit een verlies van directe familieleden had ervaren, kan zich Elihu's gevoelens wel enigszins voorstellen! leder die ooit aan een ziekbed zat van een zwaarbeproefde, terwijl hij zelf nog jong en goed gezond van lijf en leden was, kan weten hoe onmachtig men zich dan kan voelen!

leder die voorspoed in zijn leven kent en dan te maken kreeg met mensen bij wie, na een leven van hard werken, alles "bij de handen was afgebroken" - kent wel iets van het gevoel: "Ik heb goedkoop praten"! Nu - met deze drie situaties tegelijk had Elihu te maken.

 

b. Geroepen omdat God tot zijn eer wilde komen.

Het behoort tot de natuurlijke verschijnselen, dat jonge mensen die nog een leven voor zich hebben ambitieuze mensen zijn. Zeker als we jong zijn, zit ons een drang naar zelfverwerkelijking ingebakken, een verlangen onszelf en de door ons in onszelf vermoede capaciteiten "waar te maken". Op zichzelf is die drang niet verkeerd - God geeft ons capaciteiten opdat wij ze zouden ontplooien. Maar er zit aan elke zegen ook steeds een gevaar - dat geldt ook voor de capaciteiten die we van God ontvingen.

De drang tot ontplooiing van onze capaciteiten is niet verkeerd, maar de vraag is welke motieven daarbij werkzaam zijn. De capaciteiten die we van de Schepper meekregen bepalen mede de taak waartoe God ons wil roepen - dat is waar. Maar God roept ons niet tot zelfverwerkelijking om daarin naar zelfverheerlijking en naar eigen eer te streven. Het opvallende is, dat God wel de redevoeringen van de drie vrienden openlijk afkeurt, maar dat Hij met geen woord rept over de betekenis van de woorden van Elihu. Openlijke loftuitingen voor de oren van anderen zijn "so wie so" meestal schadelijk voor mensen, zeker als ze nog jong zijn, en zelfs ook als ze oud zijn.

Een van mijn kennissen stelde zichzelf eens aan een oude broeder in het buitenland voor en noemde daarbij zowel zijn naam als zijn land van herkomst. De oude broeder nam dit kennelijk ter kennisneming aan en beantwoordde de begroeting met een handdruk, zonder de moeite te nemen ook zijn eigen naam te noemen. Op de vraag wie hij eigenlijk was, reageerde de oude broeder met: "Weet je niet wie ik ben? Ik ben de meest bekende broeder uit…" (volgde zijn land van herkomst). Dit hoogmoedige zelfbewustzijn was gevoed door openlijke loftuitingen van zijn broeders-landgenoten. Vaak pleegt men zulke loftuitingen omdat men hoopt iemands invloed en reputatie ten eigen bate of voor de belangen die men nastreeft, te kunnen exploiteren!

Wie door God geroepen wordt tot een taak, moet na volbrachte taak er niet op rekenen, dat hij van God openlijke loftuitingen krijgt toegezonden. Hij "weet wat maaksel wij zijn"! Met betrekking tot Elihu heeft God kennelijk in het boek Job gewoon gehandeld volgens een beginsel, dat we wel onder woorden brengen met: "Goede wijn behoeft geen krans"!