E. OUWENEEL
Wanneer de wijsheid van God (Spreuken 2 : 10) toegang vindt in het hart en de ware kennis een echte vreugde is voor de inwendige mens gebeurt er wat. Als beide zó innerlijk verwerkt zijn, groeit het onderscheidingsvermogen (vs. 11).
Tevergeefs zoekt u daarvoor in ons land of waar ook ter wereld een bepaalde universiteit. Het is vlakbij. In uw huis.
U hoeft er inderdaad lijfelijk geen bijzondere inspanning voor te doen. Vergel. Deut. 30 : 11 - 14. Uw en mijn hart zijn in het geding.
Het gaat hier om "geest van wijsheid en openbaring in de kennis van Hem" (Christus), om "verlichte ogen van uw hart, opdat gij weet wat de hoop van zijn roeping inhoudt, en hoe rijk de heerlijkheid van zijn erfenis is in de heiligen, en hoe uitnemend groot zijn kracht is ten opzichte van ons die geloven" (Ef. 1 : 17 - 19).
Deze wijsheid en kennis wortelen in de liefde. En "de liefde praalt niet" (1 Kor. 13 : 4).
Zodoende kunnen deze beide verworvenheden-in-genade de door God beoogde effekten te voorschijn doen treden. Kan er kracht van God - dat is heel wat anders dan geweld - in ons leven worden ervaren en uitgestraald.
Begiftigd zijn met een grote intelligentie betekent zonder meer niet dat men daarom over het goede inzicht zou beschikken.
Kennis alleen maakt iemand daardoor niet tot een ootmoedig en voorzichtig mens. Nee, deze "techniek" is subtieler. "...Wij hebben allen kennis; de kennis blaast op, maar de liefde sticht. Als iemand meent iets te weten, dan kent hij nog niets zoals men behoort te kennen; maar als iemand God liefheeft, dan is hij door Hem gekend" (1 Kor. 8 : 1 - 2).
De echte christelijke kennis openbaart ons een en ander van wat in God is en hoe meer God Zelf wordt gekend, des te groter wordt Hij voor de ziel. Door de kennis daarentegen die ik als mijn eigendom zie, maak ik mijzelf belangrijker. Dat laatste moet nu juist niet, want dat is geen bewarend weten. Verwaandheid siert een christen niet. Dan is de eigenliefde in het geding. Aan de orde is Joh. 3 : 30.
In het ware weten is de behoedzaamheid opgesloten, waardoor geestelijke fijngevoeligheid wordt ontwikkeld, die in de weg van God van zo bijzondere betekenis is.
Wij wonen en werken in een demonisch-geregeerde wereld. Het is van wezenlijk belang dat wij ons dit echt bewust zijn. Kontinu wijzen de Spreuken ons daarom op de wijsheid van God. Daardoor is er het juiste zicht op de dingen en daarom maken wij ook in deze vervolg-serie elkaar telkens weer attent op de waarde en de kracht van het Woord van God: onze bijbel. Waar anders vinden we het eerste en laatste woord? Waar moeten we heen als dit Woord ons niet de weg zou wijzen?
We zullen nóg zorgvuldiger en met nóg meer aandacht de Schrift moeten leren lezen en onderzoeken, teneinde onder alle omstandigheden profijt te (kunnen) trekken van de ons daarin geboden wijsheid. Wijsheid in Hem, die is onze "grote, sterke God, Wiens naam is HERE der heerscharen, groot van raad en machtig van daad, Wiens ogen open zijn voor alle wegen der mensenkinderen … " (Jer. 32 : 18 - 19).
Het is iets groots, als het Woord van God werkelijk bezit neemt van ons hart en daarmee God-Zelf ons deel is. Nog te weinig - meen ik - beleven we deze grootheid als een wezensechtheid niettegenstaande ons vele weten en kennen soms.
Het gaat altijd om het kennen van God!
Treffend-mooi zien we dat in Psalm 16, waar Christus wordt gezien als de afhankelijke en gehoorzame Mens hier op aarde.
Er is geen spoor van enig zelf-vertrouwen: "Bewaar mij, o God, want ik stel mijn vertrouwen in U" (vs. 1, Eng. vert.). Hij verliest zich geheel in zijn God en daarom kan hij een beroep doen op Hem.
De verzen 1 t.m. 6 tonen ons wat er woonde in het hart van deze Mens: vertrouwen, onderworpenheid en toewijding en daardoor ervoer bij gemeenschap, bevrediging en rust. Deze ervaring leidt tot aanbidding: "Ik prijs de Here, die mij raad heeft gegeven; zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren" (vs. 7).
De raad van Jahweh was altijd de gids van deze mens. Dag en nacht. De gemeenschap met Jaweh, in deze weg van luisteren naar Hem en het op je laten inwerken van Gods Geest, brengt het innerlijk inzicht teweeg.
Onze Heer Jezus Christus wordt Zelf genoemd: "Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst" (Jes. 9 : 5), maar als Mens was Hij degene die onderwezen werd (Joh. 8 : 28b).
De nieren zijn diep verborgen organen. Geestelijk zien we daarin de inwendige mens: zijn diepste gevoelens en genegenheden.
De gemeenschap met God voert tot innerlijke, geestelijke wijsheid. Physiek werken onze nieren als filters. In de stilte, als we eenzaam zijn misschien, in de nacht, gaat de wijsheid van God - ontdaan van alle horizontale beletselen op heerlijke wijze aan het werk: "wanneer gij rechts of wanneer gij links zoudt willen gaan, zullen uw oren achter u het woord horen: dit is de weg, wandelt daarop" (Jes. 30 : 21).
De wijze ziet meer met gesloten ogen 's nachts dan de dwaas met open ogen overdag kan zien.
Kijk, deze dingen leren ons de Spreuken.
Hebben u en ik daaromtrent de door God gewenste ervaring? Het is niet zo moeilijk - bij wijze van spreken - om een min of meer vluchtige beschouwing van dit bijbelboek aan het papier toe te vertrouwen, maar de teksten dwingen mij als het ware om telkens weer de pas in te houden.
Het licht van God schijnt in dit boek te fel om haast te maken. Hart en geweten - van mijzelf in de eerste plaats - "zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem, met wie wij te doen hebben" (vergel. Hebr. 4 : 13).
Nee, we willen geen haast maken om zo snel mogelijk door dit boek heen te zijn. Laten we ons haasten, beijveren, om de weg van de volmaakte Mens te volgen: Heer, zeg het maar. Uw weg is de beste.
![]() |
|