De persoonlijke aanwezigheid van de HEILIGE GEEST op aarde

(4)

H. MEDEMA

 

3 De belofte van de Trooster

Pas in de laatste nacht van zijn verblijf op aarde beeft de Heer Jezus speciaal tot zijn discipelen gesproken over de toen spoedig op handen zijnde komst van de Heilige Geest.

Het kan ons verbazen dat Hij nooit tevoren dit toch zo uitermate belangrijke en voor de discipelen ingrijpende gebeuren heeft aangekondigd. Alleen in Lukas 11: 13 en 12:2 lezen we dat de Heer - en dan nog maar terloops - er op heeft gezinspeeld.

Was het omdat zijn discipelen nog niet rijp waren voor dit onderwijs? Behoorde het tot de onderwerpen die zij voordien niet konden verwerken? We kunnen dat vrij zeker aannemen. De hemelse dingen en daartoe behoort het onderwijs betreffende de Heilige Geest konden in de harten van de discipelen nog weinig weerklank vinden. Zij waren teveel bezig met hun aardse verwachtingen en die van het Joodse volk. Maar is het nu nog niet zo, bij vele christenen tenminste, dat het onderwijs over de Heilige Geest moeilijk begrepen wordt? Is daarover niet veel onkunde?

Dat de discipelen geestelijk nog niet klaar waren voor dit onderwijs, mag dan niet vóór hen pleiten, anderszijds was er in hun harten wel een sterke genegenheid voor hun Heer en Meester. Dat wist Hij die de harten kent. En Hij heeft op zijn mededeling, dat Hij hen zou verlaten, om terug te keren tot zijn Vader, de belofte laten volgen van de "andere Trooster".

Met hoeveel wijsheid heeft de Heer het juiste moment gekozen om met zijn discipelen te spreken over de komst van de Heilige Geest.

Het hoofdkenmerk van alles wat de Heer hen over deze komst vertelde, is dan ook dat Hij hen daardoor wilde bemoedigen. Dat hadden zij in de gegeven situatie hard nodig, want de discipelen waren onthutst door de mededeling dat de Heer hen zou verlaten. Voor hen zou dat een groot gemis zijn, want Hij had hen met zijn rijke liefde en zorg omringd, in woord en met de daad. Hij had hun belangen behartigd, zowel tegenover de mensen als ten opzichte van zijn Vader. Hij was hun "zaakwaarnemer" geweest in die drie jaren dat Hij bij ben was en zij met Hem waren.

Het woord dat met "Trooster" is vertaald, betekent zoveel als: iemand die de belangen van anderen ter harte gaat en die op zich neemt.

Vier keer noemt de Heer dan ook de Heilige Geest die komen zou "de Trooster" (Joh. 14:16, 26; 15:26 en 16:7).

Wat de Heer Jezus tot dusver voor hen gedaan had, zou straks de Heilige Geest doen. Hij zou hun belangen behartigen. Niet alleen bij de Vader, maar ook in hun verkeer onder de mensen. Zijn verblijf bij hen zou bovendien niet tijdelijk zijn, zoals dat van de Heer Jezus.

 

Gemeenschap

Wij leggen vaak de klemtoon op het in ons zijn van de Heilige Geest. Opmerkelijk is echter dat de Heer eerst twee keer spreekt over het bij hen zijn van de Geest.

Daardoor geeft hij het feit, dat de Heilige Geest een persoon is, nog meer accent. Bij iemand zijn, veronderstelt immers aanwezigheid van degene die dit doet, het met iemand meegaan, hulp bieden, kontakt of gemeenschap hebben.

Deze belofte was daarom bijzonder vertroostend voor de discipelen. Zij hadden de Heer Jezus bij zich gehad en hadden de zegen daarvan ervaren. Nu zou een andere persoon bij hen komen en blijven tot in eeuwigheid, om hun gids te zijn, hun raadsman, hun hulp. Die persoon zou voor hen geen vreemde zijn, zij zouden Hem kennen, zoals zij de Heer Jezus kenden.

Denken wij er vaak niet te weinig aan, dat deze belofte ook voor ons geldt? Ook wij hebben in de Heilige Geest een Goddelijk persoon die bij ons is, die ons leiden wil, onze gids wil zijn, ons te hulp komt in ons geestelijk leven. Inderdaad, een niet genoeg te waarderen voorrecht. Maar ook met een grote verantwoordelijkheid. Als we ons dit feit realiseren, moet het dan niet ons doen en laten meer beïnvloeden? Als we weten dat de Heilige Geest bij ons is, met ons gaat, zal het er ons zeker van weerhouden om te gaan naar plaatsen waar Hij Zich niet kan ophouden, omdat zijn heiligheid dat niet gedoogt.

Het is dan ook niet zonder zin, dat direkt voorafgaand aan en duidelijk verbonden met de belofte van de Trooster, de Heer Jezus heeft gezegd tot zijn discipelen: "Als gij mij lief hebt, bewaart mijn geboden".

Gehoorzaamheid is dus in zeker opzicht een voorwaarde voor het bij ons zijn van de Heilige Geest. Een bevestiging hiervan vinden we in Handelingen 5:32: "De Heilige Geest, die God gegeven heeft aan hen, die Hem gehoorzamen".

Ongetwijfeld slaat deze tekst vooral op de geloofsgehoorzaamheid in verbinding met onze bekering tot behoudenis. Maar zij beperkt zich niet tot een eenmalige daad. Gehoorzaamheid moet een wezenstrek zijn van kinderen Gods voor heel hun leven.

Het bij ons zijn van de Heilige Geest duidt dan ook op gemeenschap in de wandel, waarin de Geest de leiding heeft (zie Gal. 5:18 en 25). Het betekent tevens dat onze wil onderworpen is aan die van de Geest van God. Nauw daarmee verbonden is een volkomen toewijding aan de Heer Jezus. Ook in zijn bij ons zijn, denkt de Heilige Geest niet aan Zichzelf, maar aan de verheerlijking van Christus in ons leven.

Onderwijs

Een andere belangrijke dienst van de Trooster is, dat Hij "u alles zal leren en u in herinnering brengen alles wat ik u gezegd heb" (Joh. 14:26). Het laatste deel van dit vers gold speciaal voor hen die met de Heer op aarde gewandeld hadden. Hun geheugen zou tekort geschoten zijn om zich alles te herinneren wat de Heer gezegd had. Zij zouden niet in staat geweest zijn dit korrekt weer te geven, jaren nadat de Heer van hen was weggegaan. Door de hulp van de Heilige Geest zou alles wat de Heer gezegd had nauwkeurig in hun herinnering terugkeren. Wat moet het een vreugde voor hen geweest zijn zo nogmaals te kunnen genieten van zijn woorden en dan met een door de Geest verlicht hart. Het was tot zegen voor henzelf en bovendien tot steun in hun mondelinge dienst.

Het eerste deel van deze belofte: "Hij zal u alles leren", is natuurlijk ook in de eerste plaats bestemd geweest voor de discipelen. Hoewel dat zo is, geldt zij toch ook voor ons.

Met "leren" wordt niet alleen bedoeld het bijbrengen van feitenmateriaal, het uit het hoofd kennen van bijbelteksten of hoofdstukken, maar het verstaan van de geestelijke betekenis daarvan. De Geest van God kan niet blijven staan bij louter exacte kennis, het behoort bij zijn wezen om dieper te graven, zelfs tot de diepten van God (1 Kor. 2: 10). Het is zijn vreugde ons daarvan deelgenoot te maken, tot onze geestelijke groei en tot verheerlijking van Christus. Hij wil dat wij alle dingen weten die ons door God geschonken zijn. Nogmaals, niet om de blote kennis van de dingen, maar om ons deelgenoot te maken van de diepte van de rijkdom, zowel van de wijsheid als van de kennis van God.

Hij zal u in alles leren, staat er. En op een andere plaats: "Hij zal u in al de waarheid leiden" (Joh. 16:13). De Geest van God is er niet mee tevreden ons bepaalde waarheden te doen kennen. Hij vindt het onjuist als wij de ene waarheid hoger waarderen ten koste van andere, die wij misschien geneigd zijn te verwaarlozen. Een gelovige die zich door de Heilige Geest laat onderwijzen, zal niet eenzijdig zijn en blijven, maar veelzijdig worden, kennend de veelvoudige wijsheid van God (Efeze 3:10). Daarvoor is niet nodig een groot menselijk intellekt, maar een onderworpen wil en een gehoorzame geest. Dat wat de Heilige Geest ons onderwijst en meedeelt, ligt op geestelijk terrein en vereist geestelijke oefeningen om te kunnen begrijpen. Alleen wie geestelijk is, is in staat alle dingen die de Geest leert, te onderscheiden of beoordelen (zie 1 Kor. 2:12-15).

Men hoort wel eens de opmerking: "Als ik zo'n goed verstand had als die of die, zou ik ook meer inzicht hebben in de Schriften". Wie zo spreekt, verwart op zijn minst twee dingen: het hebben van inzicht enerzijds en het vermogen om het geleerde aan anderen door te geven anderzijds. Het tweede houdt verband met de gaven die de Heilige Geest aan ieder toebedeelt naardat Hij wil. Die zijn voor alle gelovigen verschillend, maar dat behoeft niet te betekenen dat hij geen kennis heeft van en inzicht in de gedachten van God.