Deze oproep is de enige die als zodanig gericht is aan de gemeente te Filadelfia. Deze gemeente, aan wie de voorlaatste van de zeven zendbrieven geschreven is (Openb. 3), stelt ons het trouwe getuigenis in de laatste dagen van de gemeente voor, en is daarom voor onze tijd bijzonder belangrijk.
Twee voorbeelden in de geschiedenis van Israël mogen dienen als teken van wat we vóór alles hebben vast te houden.
Beide verplaatsen ons in donkere en gevaarvolle tijden, waarmee onze tegenwoordige tijd veel overeenkomst heeft.
1. "Gideon was bezig in de wijnpers tarwe uit te kloppen om die voor de Midianieten in veiligheid te brengen" (Richt. 6 : 11).
De tijd van verdrukking door Midian was voor Israël een tijd van grote nood en ontbering, omdat Midian hen alles ontnam wat het land aan levensmiddelen opbracht.
Daarom sloeg Gideon zijn tarwe op een verborgen plaats uit, om het voor de ogen van de vijand in veiligheid te stellen.
Het was zijn eerste geloofsdaad, en ze was waardevoller dan wij op het eerste gezicht zouden denken.
De tarwe was onontbeerlijk voor het levensonderhoud. Ten eerste als zaad voor uitzaai, opdat er weer vrucht zou komen, en ten tweede voor brood als hoofdvoedsel voor het dagelijkse leven.
De geestelijke betekenis is niet moeilijk. Wat de tarwe voor het lichaam betekent, is het Woord van God voor de ziel. In de verklaring van de gelijkenis van de zaaier (Matth. 13) vergelijkt de Heer het uitgestrooide zaad met het Woord van God. Dit Woord zou zich in het hart als zaad van de wedergeboorte betonen. Evenzo is het Woord van God het voedsel voor onze ziel. Zonder dat kan er geen groei zijn.
De satan probeert zowel de wedergeboorte als de groei te verhinderen. Hij doet daarom de grootste moeite het Woord van God te vervalsen of onwerkzaam te maken. Daarom is er reden waakzaam te zijn, opdat ons niets daarvan ontroofd wordt.
"Het is goed dat het hart gesterkt wordt door genade", luidt voor ons de vermaning. Daarom zullen we, hoe heviger de strijd wordt, ons des te vaster aan de Heilige Schrift moeten vastklemmen, ons intensief met dat Woord moeten bezig houden. Het Woord van God diep en onlosmakelijk in hart en zinnen laten inprenten, en wel het gehele Woord, niet enige bevoorrechte gedeelten.
De systematische strijd tegen dat Woord is met alle macht ingezet, ook in ons land. De moderne theologie heeft geen eerbied voor het geschreven Woord en erkent het niet als het getuigenis van God. Omdat er geen geloof bij hen gevonden wordt, zoeken ze met het verstand klaar te komen. De God die wonderen doet, de God van de bijbel is hen te groot. Zijn wonderen vinden ze ongeloofwaardig, omdat ze boven het menselijk bevattingsvermogen uitgaan. Daarom probeert men van de bijbel te ontdoen wat hen tot aanstoot is. Al het wonderbare wordt geloochend. Met menselijke, wetenschappelijke maatstaven wordt het Woord van God onderzocht en ingedeeld in: "geloofwaardig" en "ongeloofwaardig".
Welk een list van de satan. Verder verstaat de vijand de kunst door allerlei bezigheden de tijd van de mensen op te eisen, waardoor er geen tijd overblijft voor het onderzoek van Gods Woord.
Het is daarom zaak voor ons het ons toevertrouwde, kostbare goed in veiligheid te stellen, door het in onze harten in te graven, en God te bidden om het voor ons te bewaren.
De vijand nadert met rasse schreden!
2. Jehizkia was het die de bovenste uitgang van het water van Gihon dichtstopte, en het naar beneden westwaarts naar de stad Davids leidde" (2 Kron. 32 : 30).
Dit tweede voorbeeld voert ons nog een stap verder. Hizkia verstopte de watertoevoer van Jeruzalem naar buiten af toen hem bericht werd dat de Assyriérs het land waren binnengevallen. Daardoor werd het de vijand onmogelijk gemaakt hiervan te profiteren, deze in bezit te nemen en zich ten nutte te maken. Zo bleef men in Jeruzalem van water verzekerd. Hizkia deed dit in wijze voorzorg, vóór de vijand nabij gekomen was, en niet toen ze al in zicht kwamen.
Wat zijn nu onze hulpbronnen? "Al mijn bronnen zijn in U", lezen we in Ps. 87 : 7. Ja, in de Heer vloeien onze bronnen verborgen en rijkelijk. Alleen laat ons toch niet traag zijn hieruit te scheppen. We weten dat de duivel deze bronnen kan indammen en dan hebben we er niets aan en missen de zegen. Hij heeft duizenden dingen waarvoor hij ons probeert te interesseren om onze ogen en ons hart van de Heer af te trekken, en het scheppen uit de bron te vergeten. Volharden we daarentegen in nauwe gemeenschap met Hem, dan zal de satan geen toegang tot ons hart kunnen vinden.
We zien dat de wereld in steeds diepere duisternis raakt. Daarom te meer moeten we in het licht blijven en dat licht steeds helder en niet omfloerst laten schijnen.
We weten dat uit al de antichristelijke stromingen de volledige afval, en daarmee het uitgaan van het licht volgen zal.
In het vooruitzicht hierop roept de Heer Filadelfia toe: "Houd wat ge hebt, opdat niemand uw kroon neemt".
Er mag ons niet alleen niet ontroofd worden wat we hebben, ook de toekomstige kroon, die ons boven wacht, mag niet verloren gaan.
Daarom geldt voor ons nu reeds: er voor zorgen dat onze gemeenschap met de Heer steeds inniger wordt, en alles uit de weg ruimen wat ons hinderen kan.
Ja, het is noodzakelijk naar alle zijden waakzaam te zijn, ook om ons eigen "ik" dood te houden, en bereid te zijn Hem te ontvangen.
Laten wij het nu doen vóór het gevaar er is.
Zó heeft Hizkia het gedaan.