Vaders boek

 

J. G. VAN MOOSEL

 

't Gebeurde aan tafel in een christelijk gezin.

Na de maaltijd zei de heer des huizes tegen een van zijn jongens: Geef me Vaders boek eens aan. Deze reikte hem daarop de bijbel.

Dat mijn gastheer die zó noemde, heeft toen grote indruk op me gemaakt. 'k Denk er in onze dagen van kritiek op de bijbel nog vaak aan terug.

 

"Vaders boek". Niet zomaar de bijbel, zelfs niet het plechtige Gods Woord, maar Vaders boek! Dat getuigt van verwantschap, gemeenschap, van een intieme verhouding, een vertrouwelijke omgang, van het "zoonschap, waardoor wij roepen: Abba, Vader!" Het houdt het voorrecht in "kinderen van God" geworden te zijn.

Zeker, de bijbel is beide: Woord van God èn Vaders boek.

Maar de laatste omschrijving overtreft, dunkt me, de eerste, als het gaat om de liefde die we onze Vader in de Heer Jezus Christus toedragen, en om de liefde en waardering die we voor zijn Woord, de bijbel, hebben.

 

Ontegenzeggelijk geeft de eerste term het Goddelijk gezag, de onfeilbaarheid en betrouwbaarheid van dit Woord aan, de erkenning dat de bijbel voor ons het eerste en laatste woord, het eind van alle tegenspraak is.

 

De mens die het zó aanvaardt, is reeds gelukkig te prijzen. Hij zal er zich altijd op beroepen, vooral in zijn strijd "tegen de geestelijke (machten) van de boosheid in de hemelse gewesten". Hij bezit de bijbel dan als het "zwaard van de Geest", om zich er mee te verweren. Het "Er staat geschreven" zal telkens zijn wederwoord zijn, als hij door Satan of door hem beïnvloede tegenstanders wordt aangevallen.

 

Fundamenteel, simplistisch, naïef? Het zij zo. Maar onze zielen zullen er wèl bij varen als we hem zó hanteren en hierin het voorbeeld van onze Heer navolgen.

 

Maar ware, innige vreugde smaakt ons hart, als we de bijbel zien als het boek dat "Vader" geschreven en voor ons bewaard heeft. Dan hebben we Hem, onze Vader, niet alleen lief, maar ook zijn boek!

David, die in een andere betrekking tot God stond dan wij, heeft getuigd: "Ik heb U hartelijk lief, Here!", maar zei ook: "Hoe lief heb ik uw wet!" Hij heeft zich er in verdiept, ze overdacht nacht en dag, ze bewonderd en hoog gewaardeerd. Wat zal dát het hart van God goed gedaan en aan David zelf veel blijdschap gegeven hebben!

 

Het doet een aardse vader stellig veel genoegen, als hij zijn kinderen ziet lezen in een boek waarvan hij de schrijver is, hen ziet nadenken over en genieten van wat hij te boek stelde.

Hoeveel meer vreugde zal het onze "Vader" dan wel niet bereiden, wanneer Hij ons zo doende ziet!

We geven Hem, helaas, doorgaans zo weinig reden om blij over ons te zijn, zijn zo vaak kinderen die maar weinig of met halve aandacht kennis nemen van wat Hij ons in zijn boek wil meedelen.

Laten we dus, ouderen en jongeren, ja vooral deze laatsten, meer en veel in "Vaders boek" lezen.

Maar dan ook lezen als een kind, in dit opzicht dan, dat we eenvoudig, zoals een kind dat doet, aannemen en vertrouwen, dat wat "Vader" geschreven heeft, waar is.

 

"Uw woord is de waarheid" heeft de Zoon gezegd, Hij, die de Vader kende. "De woorden des Heren zijn zuivere woorden, gedegen zilver, in een smeltoven in de aarde zevenvoudig gelouterd. Gij, Here, zult ze gestand doen" (Ps. 12 : 7, 8).

Al begrijpen we het geschrevene niet altijd direkt, we aanvaarden het zonder meer. "Vader" heeft het immers gezegd?

Wat zal het Hem dan verdriet doen, wanneer we ons ten aanzien van zijn boek gedragen als eigenwijze, betweterige kinderen, die het wagen met hun beperkte verstand kritiek uit te oefenen op wat Hij in zijn alomvattende wijsheid in zijn boek heeft neergeschreven. De wellicht gelovige Schrift-kritici mochten dit wel eens bedenken!

Bovendien, wanneer we ons gaan bezighouden met allerlei schijnbare tegenstrijdigheden, of zelfs met werkelijk onoplosbare moeilijkheden, die er o.i. in "Vaders boek" staan, dan beroven we onszelf in die uren van een groot genot, van rijke zegen: de bezichtiging en bewondering van "het goud, het zilver, de diamanten, edelstenen en parels", die het boek van "Vader" bevat.

 

Laten we uit die diepe, rijke mijn van dit boek niet de doffe stenen naar boven halen, maar het edele metaal, de kostbare schatten opdelven en die, bestraald met het licht van de Heilige Geest, voor aller oog doen blinken, flonkeren en schitteren. Daarmee eren en verheerlijken we de Goddelijke Auteur, onze "Vader", die ons zóveel goeds en schoons schreef in zijn boek. Dan zullen we telkens zeggen:

Dank U wel, lieve Vader, voor uw prachtige boek,
wat heb ik er weer ontzettend van genoten!