Leer van Mij

 

J. PH. BUDDINGH

 

Het leven op aarde van de Heer Jezus is bijzonder moeilijk en naar menselijke maatstaven teleurstellend geweest. Dat is ook voor zijn volgelingen niet onopgemerkt gebleven. Grote groepen mensen hebben Hem vaak gevolgd, maar er kwam een moment, dat velen teruggingen en niet meer met Hem wandelden. In het meest kritieke uur verlieten ook de elf trouwe discipelen Hem, zij die gezegd hadden, dat ze bereid waren met Hem in de dood te gaan. Toen Hij bij Pilatus tegenover de volksmassa werd geplaatst, was Hij alleen. Bij andere gelegenheden was het volk nog verdeeld in vóór en tegen. Maar bij zijn veroordeling heerste er eenstemmigheid: Kruisig Hem.

Er is in de geschiedenis geen mensenleven aan te wijzen, dat zo volmaakt aan Gods wil en aan het heil van anderen was gewijd als het leven van Jezus Christus. Maar Hij ontving van de joden als beloning geen dank, waardering of erkenning. En zelfs de discipelen die in Hem geloofden, hebben Hem niet begrepen.

Wie zou onder een dergelijk lot niet bezwijken? Welke plant zal op de duur niet verwelken, als er nooit een lichtstraal op valt?

Volgens Mattheüs 11 had de Heer een bijzonder teleurstellende ervaring toen Johannes de doper blijk gaf, dat ook hij Hem niet begreep. De grootste onder de profeten vroeg of hij een ander moest verwachten! Maar ook de steden, waarin zijn meeste krachten gedaan waren, bekeerden zich niet en geloofden niet in Hem.

 

Welke geheime kracht bezat Hij, dat Hij toen kon zeggen: "Ik prijs U, Vader, Heer van de hemel en van de aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt en ze aan kinderen geopenbaard hebt"? Hij ontving kracht uit een spijs, die de mensen niet kenden. Zijn spijs was, dat Hij de wil deed van Hem, die Hem gezonden had en zijn werk volbracht (zie Johannes 4 : 34).

Wij verwachten vaak geluk, gemak, voorspoed. Wij streven naar eer en roem. Wij hopen op sukses.

Zijn doel, zijn streven, zijn verwachting was anders gericht. Hij zocht de wil van zijn Vader te doen en Hem te verheerlijken. Aan het einde van zijn leven kon Hij in zijn gebed (Johannes 17) er van spreken dat Hij zijn doel bereikt had: "Ik heb U verheerlijkt op de aarde; ik heb het werk voleindigd dat Gij mij te doen hebt gegeven".

Hij had gedaan wat Hij Zich had voorgesteld en bereikt wat zijn doel was. De mensen die hoofdschuddend aan zijn kruis voorbijgingen, zullen wel aan een mislukt leven gedacht hebben. Zij wisten niets van zijn doel en streven. Zij rekenden naar hun eigen maatstaven. Maar Hij kon ten slotte uitroepen: "Het is volbracht".

 

Bij de meest teleurstellende ervaring kon Hij zeggen "Ik prijs U Vader". Het was het welbehagen van de Vader geweest deze dingen voor wijzen en verstandigen te verbergen en ze aan kinderen te openbaren. Die wil van de Vader was ook zijn wil en zo kon Hij God prijzen.

Niet de wijzen, verstandigen en edelen zouden tot Hem komen, maar zij die vermoeid en belast waren. Ook dat was de wil van de Vader. Hij wilde hun door Jezus Christus rust geven. Daarom zei Hij: "Komt tot mij en ik zal u rust geven". Zo was elke ontmoeting met een zondaar, die in Hem geloofde en door Hem rust ontving, een verkwikking op zijn moeilijke levensweg.

 

Ook nu nog is er voor de goede Herder geen moeite en zorg teveel om één schaap te vinden en thuis te brengen. Het is zijn grootste vreugde.

Wie vermoeid en belast tot Hem komt, geeft Hij rust. Het geweten klaagt niet meer aan omdat Hij alles volbracht heeft. Maar wie voortaan Hem aanhangt en volgt, gaat een weg, die voor de menselijke natuur onbegaanbaar is. De weg, die ten doel heeft God te verheerlijken en zijn wil te volbrengen kan niemand bewandelen zonder de kracht waarin de Heer Jezus die weg ging. Maar wat geeft die weg een grote, veel te weinig ervaren zegen: rust voor de ziel.

Tot onze eigen schande en schade moeten wij zeggen, dat wij naar die rust vaker hunkeren dan dat wij ze genieten. Talloos veel gelovigen zullen dankbaar getuigen van de rust voor hun geweten door het bloed van het Lam. Maar velen van hen zullen erkennen, dat zij dikwijls onrustig en ontevreden zijn, afhankelijk van allerlei omstandigheden.

Wij letten vaak op anderen en constateren met enige wrevel, dat wij naar verhouding niet het beste lot hebben getroffen. Wat zijn onze gedachten en gesprekken vaak vol van zorgen en zorgjes, van ergernissen en afgunst. En ons gebed luidt meer: "Ach toe, Vader" dan: "Ik prijs U Vader".

 

De Heer Jezus is vóór ons die weg gegaan. Hij kent de weg. Daarom nodigt Hij ons uit die weg met Hem samen te gaan. Als wij met Hem hetzelfde juk dragen, kunnen wij niet de verkeerde kant kiezen: "Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen".

Een juk spreekt van dienst. De volmaakte dienstknecht was de Heer Jezus die niet gekomen was om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. Hij heeft gewillig de nek gebogen en het juk van de dienstknecht op zich genomen. Zijn juk bestond in het volbrengen van de wil van zijn Vader. Zoals wij gezien hebben, was het zijn spijs om Gods wil te doen en zo geheel het dienstwerk, dat Hij op Zich had genomen, te volbrengen. Hij is niet gedwongen om een juk te dragen. Het was zijn wil en doel het juk te dragen.

"Neemt mijn juk op u", betekent: schaar u met mij onder hetzelfde juk en wees een dienstknecht; laat het uw streven zijn de wil van de Vader te doen en Hem te verheerlijken; laat het uw doel zijn tot het einde een trouwe dienstknecht te zijn; laat dat uw sukses zijn, dat straks van u gezegd kan worden: "goede en trouwe slaaf".

 

"En leert van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart". Als wij dat juk willen dragen, zal ons geduld spoedig op de proef gesteld worden en zal ons gevoel van eigenwaarde niet bevredigd worden. Onder zijn juk wil Hij ons daarom zachtmoedigheid en nederigheid leren.

Wij zingen wel eens: "Uw knecht te zijn is groter ere dan dat ik over de aard regere". Maar onze houding is dikwijls met deze regels in tegenspraak. Vanwaar komt ons: "ach toe, Vader"? Is het niet omdat wij een verkeerd juk dragen, omdat wij eigen doeleinden nastreven en met grote ijver en trouw eigen belang dienen? Het gevolg is, dat in ons hart geen vrede woont. Zelfs als wij ons doel bereiken, blijft de onrust, omdat onze natuurlijke neigingen niet te bevredigen zijn. Altijd is er weer een tekort en strekt het hart zich weer naar een volgend doel uit. Onder zijn juk wordt alles anders. Dat juk komt niet vanzelf op onze nek. Wij moeten het op ons nemen. Dat betekent, dat wij ons hart moeten richten op de wil van onze Vader en zijn verheerlijking. Dat moet een besluit van onze wil zijn. Velen dragen een ander juk en gaan een andere weg, eenvoudig omdat zij niet anders WILLEN.

Onder zijn juk wordt alles anders. Als u onder eenzaamheid lijdt, weet dan, dat iemand zo eenzaam was als Hij; Hij kent uw weg.

Als u armoe kent, weet dan, dat niemand zo arm werd als Hij; Hij kent uw weg.

Als u weinig liefde ondervindt, weet dan, dat Hij altijd liefde gaf en als beloning verraden werd; Hij kent uw weg.

Als u miskend wordt, weet dan, dat Hij meer miskend is dan u; Hij kent uw weg.

Als u het gevoel hebt dat u tevergeefs hebt gewerkt, weet dan, dat Hij tevergeefs zijn handen heeft uitgestoken naar een tegensprekend volk; Hij kent uw weg.

Met wie zou u beter de weg kunnen gaan dan met Hem, die elke weg van droefheid en teleurstellingen eerder dan wij tot het einde heeft bewandeld?

Hij kent de weg en met Hem onder één juk kunnen wij geen verkeerde richting inslaan.

Laten wij onszelf eens onderzoeken en nagaan of wij zijn juk dragen of niet. Zullen wij niet moeten erkennen, dat wij veelal een dienstknecht van eigen doelstellingen zijn? De onrust in onze ziel bewijst het.

 

"Neemt mijn juk op u". Het blijft zijn juk. U hoeft het niet alleen te dragen. Hij draagt het juk en vraagt u met Hem een span te vormen. Hij had de kracht het juk tot op het kruis te dragen. Zou Hij met zijn kracht het juk voor ons niet licht maken, dat wij vanaf het kruis mogen dragen? "Zijn juk is zacht en zijn last is licht".

In de moeilijkste ogenblikken kon Hij zeggen: "Ik prijs U, Vader".

Tegen ons wordt gezegd: "verblijdt u altijd" en: "dankt God in alles". Dat zullen wij nooit kunnen doen, tenzij onder zijn juk.

Daar leren wij zachtmoedigheid en nederigheid en vinden wij de rust voor onze zielen.