J. VAN DER BIJL
Wat wordt er in onze dagen veel gepubliceerd!
Een stroom van lektuur stort zich over de wereld uit: goede, maar helaas veel meer slechte. Verkeerde omgang (ook met ongeschikte boeken) bederft goede zeden (1 Kor. 15 : 33). Laten we oppassen voor wat onze huizen binnenkomt aan lektuur. En wat lezen onze jonge mensen? De leugenpen maakt slachtoffers. Ik denk nu aan een bepaald soort schrijvers, die de christenen van onze tijd, vooral de ontwikkelden, de bijbel "anders" wil laten lezen. Men denkt dan wijs te zijn.
Dat zeiden de joden in de dagen van Jeremia ook: "Wij
zijn wijs en de wet des Heren is bij ons" (Jer. 8 :8). Maar dan volgt er
op: "Voorwaar, zie bedrieglijk heeft de leugenpen der schrijvers die
vervaardigd!"
Bij eerste lezing van dit vers kan men zich afvragen: hoe zit dat nu? Is de wet
des Heren (de boeken van Mozes) door een bedrieglijke leugenpen vervaardigd? Dat
kan toch niet?
Inderdaad, natuurlijk niet.
De waarachtige God, de God der waarheid, de God die niet liegen kan, zal nooit
zo iets zeggen van een deel van de Schrift, die van Hem Zelf ingegeven is. Zijn
Woord is vanzelfsprekend de waarheid. Om goed te begrijpen wat dan wel de
bedoeling is, moeten we de hele passage van Jeremia 8 vanaf vs. 4 eens
aandachtig lezen.
De Here spreekt. Hij noemt Juda: de Afkerige, omdat het vasthoudt aan bedriegerij (vs. 5) en zich niet wil bekeren. Het volk kent het recht des Heren niet (vs. 7). Dit recht werd vastgelegd in de wet van God, de eerste vijf bijbelboeken. De Here zegt dus dat het volk dit niet kent. Daarom roept Hij uit: "Hoe durft gij zeggen: wij zijn wijs en de wet des Heren is bij ons?" Wij horen duidelijk de verontwaardiging van God over die vrome praatjes van een volk dat goddeloos leeft.
Deze verontwaardigde vragende vorm is een formele ontkenning
van hun beweringen. God bedoelt dus te zeggen: "Gij zijt niet wijs
en de wet des Heren is niet bij u". juist zoals Hij eerst gezegd
heeft: "Mijn volk kent het recht des Heren niet". Het volk spreekt wel
mooi over de wet des Heren, maar God antwoordt: "Die is niet bij u;
wat gij daarmee bedoelt is het bedrieglijk product van de leugenpen".
Wat is er dan wél bij het volk, dat zo betiteld kan worden?
In vs. 5 lezen we dat het volk vasthoudt aan bedriegerij.
Dat is hetzelfde als dat wat bedrieglijk door de leugenpen van de schrijvers is
vervaardigd.
De vraag is dus wat de woorden: bedriegerij of bedrog of leugen betekenen. De
Schrift verklaart zichzelf; we komen deze uitdrukkingen herhaaldelijk tegen in
de profetie van Jeremia. Ze wijzen steeds op de dromen van valse profeten, die
hun fantasieën uitgeven voor het woord van de Here. Zie de volgende plaatsen:
"Allen, van profeet tot priester, plegen zij bedrog" (6 : 13 en 8 :
10);
"Gij stelt uw vertrouwen op bedrieglijke woorden" (7 : 8);
"Profeten van de bedriegerij van hun hart" (hfdst. 23 : 26); "die
godsspraken verkondigen" (vs. 31); "profeteerders van leugenachtige
dromen" (vs. 32). Hananja had het volk op een leugen doen vertrouwen (hfdst.
28 : 15). De brief van Semaja (hfdst. 29 : 25), waardoor hij het volk op een
leugen had doen vertrouwen (vs. 31).
Het bedrieglijke product van de leugenpen der schrijvers is
dus het woord en geschrift van valse profeten, die hun dromen uitgaven voor
godsspraken. En het volk trapte er in! Zij beweerden: "Wij zijn wijs, wij
hebben immers godsspraken gehoord en gelezen; de wet des Heren is bij ons".
Dat wat zij voor de wet des Heren hielden, was niets anders dan leugen en
bedrog. Hun beroep op het woord des Heren, was in werkelijkheid vertrouwen op
uitspraken van mensen, op dat wat uit een leugenpen was gevloeid.
Ze waren schromelijk misleid tot hun eigen verderf.
"Te schande worden de wijzen, verslagen en verstrikt!" (Jer. 8 : 9).
Ook de wijzen van onze tijd.
De leugenpen is de wereld niet uit, integendeel.
Dagelijks vallen er slachtoffers van die zogenaamde godsspraken.
Men denkt wijs te zijn en het woord des Heren nog te hebben, terwijl men in
werkelijkheid veel of misschien alles kwijt is. Het hart is leeg, zonder vrede
of blijdschap in de Heer, in de hand heeft men alleen maar het kunstige maar
bedrieglijke product van (geleerde) schrijvers.
Waarom lezen sommigen in ons midden boeken, die hen aftrekken van de waarheid van Gods Woord? Voor hen, die geen goed onderscheidingsvermogen hebben, kan dat funeste gevolgen hebben. Het gevaar van de leugenpen valt niet te onderschatten! Waarom studeren zij niet méér in de rijke schat van gezonde, opbouwende schriftverklaringen, die tot onze beschikking staan? God heeft gaven gegeven aan de gemeente, die de waarheid helder hebben uiteengezet. Het getuigt van grote ondankbaarheid tegenover de Gever als wij daar weinig of geen gebruik van maken. Op dit gebied mogen wij zeker ook wel toepassen de raad die Boaz aan Ruth gaf: Ga niet in een ander veld en ga ook niet hier vandaan.
Misschien rijst bij iemand de vraag: Is dat "veld van Boaz" enigszins af te bakenen? Zijn er aanwijzingen te geven over de grens tussen dat wat gezonde leer is en dat wat door een leugenpen is besmet? Om dat te kunnen beoordelen, zijn er twee aanwijzingen te geven.
Allereerst de vraag: Aanvaardt de schrijver van het boek of artikel, dat u onder ogen krijgt, de bijbel als het van God ingegeven Woord? Zodra u merkt dat de auteur aan Schriftkritiek gaat doen, weiger dan beslist om hem te volgen. U wordt gauw gewaar of hij zich buigt onder de autoriteit van de Schrift dan wel of hij met zijn verstand of met uitspraken van de wetenschap zich kritisch opstelt tegen de bijbel. Dit laatste betekent dat het sein op rood staat!
De bijbel getuigt van zichzelf: "Heilige mensen Gods hebben, door de Heilige Geest gedreven, gesproken" (2 Petr. 1 : 21). "Alle Schrift is van God ingegeven" (2 Tim. 3 : 16). De Heer heeft gesproken door middel van de profeet (Matth. 1 :22). Men aanvaardt de bijbel als Gods Woord, of men doet het niet. Hier is geen middenweg. Het Woord is de waarheid, ook al begrijpen wij het slechts ten dele. Hier is geen compromis mogelijk. "Heel uw woord is de waarheid" (Ps. 119 :160).
Dezer dagen las ik van geheel verschillende zijde twee artikelen over het gezag van de bijbel. Beide schrijvers presteerden het om over dit onderwerp iets te zeggen zonder met één woord te reppen over de Goddelijke ingeving van de Schrift. Het hoeft dan niet te verbazen dat beiden tot droevige, God-onterende conclusies kwamen. Men kan geen zinnig woord over de bijbel zeggen als men de inspiratie buiten beschouwing laat.
God is de God van de bijbel (hoe zouden wij Hem anders met zekerheid kunnen kennen?) en de bijbel is het boek van God. Wie dat verwerpt, kan z'n bijbel tussen de sprookjes van Andersen en Grimm leggen. Een auteur die de inspiratie verwerpt, hanteert een leugenpen. Daar is niets goeds van te verwachten. Dat wil niet zeggen dat alles van a tot z gelogen is wat hij schrijft, maar dat is juist zo gevaarlijk! De duivel is een meester met eeuwenlange ervaring in het schermen met halve waarheden, in het (een beetje maar) verdraaien van Gods Woord. Verborgen in een heerlijk sausje hebben we het leugengif binnen gekregen voor we het zelf wisten. Stop tijdig als het sein op rood staat!
Het tweede criterium is: Zoekt de schrijver God te verheerlijken?
Wordt de naam van de Heer Jezus groot gemaakt? Direct valt het nauwe verband op met het eerste punt. Wie de bijbel benadert als een boek door mensen geschreven, zonder meer, komt snel tot uitspraken die tot oneer zijn van de Vader en de Zoon. En de eer van God moet ons boven alles gaan. Het is opvallend dat in de beschouwingen van "de broeders" de persoon van Christus centraal staat. Zij hebben Hem gezien van de eerste tot de laatste bladzij van de bijbel. Nu spreken ook andere boeken wel vaak over Christus, maar is het de Christus der Schriften? Is Hij de historische Jezus van Nazareth? Leert men én zijn waarachtig mens-zijn én zijn waarachtig God-zijn? Wordt zijn op het kruis volbrachte zoenoffer aanvaard? En wordt zijn offer als algenoegzaam voorgesteld? Is Hij lichamelijk opgestaan en ten hemel gevaren?
Waar een schrijver ook maar iets ontkent van wat het nieuwe testament ons leert over de Heer Jezus, daar doet hij afbreuk aan de heerlijkheid van de persoon of van het werk van de mens Christus Jezus, die tegelijk God is te prijzen tot in eeuwigheid! Zo'n auteur kan geen goede gids zijn om ons te doen groeien in de genade en kennis van onze Heer en Heiland. Er is een leugenpen aan het werk om ons iets te ontnemen van de uitnemende rijkdom die God ons in Christus geschonken heeft. In sommige gevallen is het heel nuttig niet alleen goed na te gaan wat de schrijver zegt, maar ook wat hij verzwijgt. En als eenzijdig de medemenselijkheid voorgesteld wordt, houdt dan maar op; daar is een valse profeet aan het werk om de mens in het middelpunt te plaatsen. Hij berooft Christus de plaats die Hem alleen toekomt!
Als we deze twee dingen voor ogen houden: de volmaaktheid van
het Woord van God en die van het Woord dat vlees geworden is, zullen we staande
blijven in de waarheid en niet meegesleept worden door allerlei wind van leer.
De kenmerken van de leugenpen zijn heel gauw en duidelijk op te merken. Laten we
ons dan toch niet meer dan nodig is, inlaten met die bedrieglijke producten.
Wie van het Woord afdwaalt, komt op een geheel verkeerd spoor. Hij raakt
onherroepelijk de wijsheid kwijt, terwijl hij zich misschien inbeeldt nu juist
wijs te zijn geworden.
Pas toch op voor de leugenpen der schrijvers!
"De getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid de onverstandige" (Ps. 19 : 8).
Hoe ernstig is de andere kant:
"Zie het woord des Heren hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?" (Jer. 8 : 9).