Slapende christenen

 

J. KLEIN HANEVELD

 

De gemeente van de levende God is stellig niet dood. Zeker, er zijn er in de christenheid, die de naam hebben dat zij leven en die zich christenen noemen en die soms zelfs vasthouden aan een rechtzinnige belijdenis, maar die geen levende verbinding met Christus hebben en daarom dood zijn.

Even dood als ongodsdienstige wereldlingen.

Alleen zij die Goddelijk leven ontvangen hebben door het geloof in de Heer Jezus zijn uit de dood overgegaan in het leven. Het behoort tot de wezenskenmerken van de gemeente, dat zij bestaat uit hen die leven. Nee, de gemeente van Christus is stellig niet dood.

Maar ook een levend organisme kan in een toestand verkeren, die in verschillende opzichten lijkt op de dood. Dat is de toestand van de slaap. Bij iemand die slaapt zijn alle levensuitingen tot een minimum teruggebracht. Hij is krachteloos en passief. Hij ziet het licht niet en hoort niet wat tegen hem gezegd wordt. Er gaat niets van hem uit. In veel opzichten lijkt hij op een dode.

 

Hoe normaal en noodzakelijk een verkwikkende slaap ook moge zijn voor een mens, in geestelijke zin wordt slapen voor gelovigen gezien als een abnormale en ongewenste toestand. Zij worden vermaand waakzaam te blijven. In 1 Thess. 5:6 zegt de apostel: "Laten wij dus niet slapen, zoals de anderen, maar laten wij waken en nuchter zijn." Slapen hoort bij de nacht en wij zijn niet van de nacht of van de duisternis. Wij zijn allen zonen van het licht en zonen van de dag. Toch zijn er vele gelovigen die slapen. Hoewel ze kinderen van het licht zijn, genieten ze niet van het licht. Ze zijn wel geroepen om lichten in deze donkere wereld te zijn, maar hun licht wordt niet gezien. Het staat onder de korenmaat of onder het bed. Geestelijke kracht gaat er niet van hen uit. Ze mogen dan leven ontvangen hebben, de vreugde van het heil hebben ze verloren. Uiterlijk is er nauwelijks verschil tussen deze slapende gelovigen en hen die de Schrift "dood in misdaden en zonden" noemt. Op deze toestand doelt de apostel, als hij uitroept: "Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten." Dat wordt gezegd tot gelovigen, tot hen die uit de dood overgegaan zijn in het leven. Maar te midden van de geestelijk doden zijn ze in slaap gevallen. En deze wekroep komt niet van de apostel, maar van God Zelf. Immers Efeze 5 : 14 begint met de woorden: "Daarom zegt Hij…"

De gemeente van Jezus Christus is grotendeels een slapende gemeente geworden. Nee, de poorten van het dodenrijk kunnen haar niet overweldigen. Zo ver reikt de macht van Satan niet. Maar hij is er wel in geslaagd haar machteloos te maken door haar te doen inslapen. Zo ver reikte zijn macht wel. En dat is een meesterzet van Satan geweest. Hoewel Hij die in de gemeente is, dat is de Heilige Geest, groter is dan hij die in de wereld is, dat is Satan, kan de Geest zijn werkelijke kracht en zijn volle werkzaamheid niet uitoefenen, omdat het lichaam waarin Hij woont, ingeslapen is. Dat heeft ernstige gevolgen gehad.

 

Beelden uit de evangeliën:

Vier beelden uit de evangeliën zijn een voorafschaduwing van de huidige toestand van de gemeente. Ze laten ons zien welke ernstige gevolgen het heeft dat de gemeente een slapende gemeente geworden is.

a. Het eerste beeld vinden wij in Mattheüs 13:

"Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een mens die goed zaad in zijn akker zaaide. Maar terwijl de mensen sliepen, kwam de vijand en zaaide onkruid midden onder de tarwe" (vers 24, 25).

De Zoon des mensen had goed zaad gezaaid, het zaad van het Woord. Het heeft ook wel vruchten gedragen en het draagt nog vrucht. Maar de duivel heeft gelegenheid gekregen onkruid te zaaien. Dat spreekt van het kwaad dat hij in het midden van de zonen van het koninkrijk gebracht heeft door valse leer. Bijna van het begin af is dat gebeurd. De apostelen hebben er voor gewaarschuwd, maar men is niet waakzaam geweest. Het is gebeurd toen de mensen sliepen. Het was een schuldig slapen! Toen heeft de vijand zijn verderfelijk werk kunnen doen. Men was en is veelal nog "verdraagzaam", zoals men dat belieft te noemen, ten opzichte van dwaalleer en van hen die ze brengen. Valse profeten zijn gekomen, gehuld in schapevachten, waardoor ze op schapen leken, maar in werkelijkheid waren ze verscheurende wolven. Ze kwamen in de schapevacht van een christelijke belijdenis, maar zij ontkenden de bovennatuurlijke openbaring van God, waarop het christelijk geloof gegrond is. Ze hadden ogenschijnlijk godsvrucht, maar de kracht ervan hebben ze verloochend. Op de akker van de wereld vindt men waarheid en leugen, tarwe en onkruid. Vaak is het moeilijk de tarwe van het onkruid te onderscheiden. Wie durft de grens te trekken tussen christenen en naamchristenen? Wat betekent het woord christen tegenwoordig nog? Wat een verwarring door de vermenging van goed zaad met verkeerd zaad! En alles een gevolg van het slapen van hen die geroepen waren waakzaam en nuchter te zijn.

b. Het tweede beeld vinden we in Lukas 9:

"en terwijl Hij bad werd het uiterlijk van zijn aangezicht veranderd en zijn kleding werd glinsterend wit… Petrus nu en die met hem waren, waren door slaap overmand; en toen zij ontwaakten, zagen zij zijn heerlijkheid" (vers 29, 32). De slapende gemeente wordt ook hierdoor gekenmerkt dat zij geen oog heeft voor de heerlijkheid van Christus. Dat geldt wel heel in het bijzonder voor de tijd waarin wij leven. Een bekend theoloog uit onze tijd heeft geschreven: "Ik geloof zeer zeker dat Jezus de Zoon van God is; maar Hij is het geworden door zijn gehoorzaamheid, zijn heilig leven, zijn volkomen overgave. Hij is Gods Zoon, zoals wij dat allen zijn, alleen in nog grotere mate." Het is volkomen duidelijk dat hier een geest spreekt die niet "Jezus Christus als in het vlees gekomen" belijdt (1 Joh. 4 : 2). Daarom geen geest uit God, maar de geest van de antichrist! Men vindt Hem een hoogstaand mens evenals Confucius, Boeddha, misschien wel de grootste van allen. Maar men gelooft niet dat Hij is God geopenbaard in het vlees. Men heeft geen oog voor zijn heerlijkheid, de heerlijkheid als van een eniggeborene van een vader, vol van genade en waarheid. Men ziet Hem niet als de uitstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen.

Hoe velen zijn er in de christenheid die gelijk zijn aan de drie discipelen op de berg der verheerlijking, die door slaap overmand geen oog hadden voor zijn heerlijkheid. En is het niet bedroevend dat zelfs in die kringen waar men beweert nog wel vast te houden aan de fundamentele waarheden van de Schrift, de ogen gesloten zijn voor de heerlijkheid van die Persoon in de hemel, die gezeten is aan de rechterhand van de troon van de Vader en die het Voorwerp is van zijn welbehagen? Pas toen de discipelen ontwaakten, zagen zij zijn heerlijkheid. Zo is het ook nu nog: om de heerlijkheid van de Zoon van God te kunnen zien, moet men niet slapen, maar waakzaam en nuchter zijn.

c. Het derde beeld vinden we in Lukas 22:

"En toen Jezus in zware strijd was, bad Hij des te ernstiger. En zijn zweet werd als grote bloeddroppels, die op de aarde vielen. En toen Hij van het gebed opstond, kwam Hij bij de discipelen en vond hen slapende van droefheid" (vers 44, 45). Hij vond hen slapende! Slapend, terwijl Hij in ziele-angst en lijden was! Slapend in dat middernachtelijk uur, terwijl de Heer des te ernstiger bad en de verrader onderweg was om Hem over te leveren! "Staat op en bidt", zegt de Heer Jezus. Het was geen tijd om te slapen, maar om met Hem te waken, met Hem gemeenschap te hebben in het lijden. De gemeente van Jezus Christus behoort een lijdende gemeente te zijn in deze wereld. We zijn geroepen om met Hem te lijden. Het heersen met Christus is nog toekomstig. Nu is de Heer nog de Verworpene. De wereld heeft Hem naar het kruis verwezen en in diezelfde wereld leven wij. Wie nu de zijde van de Heer Jezus kiest en dan ook de konsekwenties van het christen-zijn aanvaardt, moet er ernstig mee rekenen dat dat lijden met zich mee kan brengen. Dat is de normale situatie voor de gelovige in de nacht van deze wereld.

Delen wij in het lijden van Christus? Is het ons ook geschonken, ten aanzien van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden? Of zijn wij ook in slaap gevallen net als de discipelen in de hof van Gethsémané? Met vele christenen is dat het geval. Ze hebben geen gemeenschap met de Heer aan zijn lijden. Ze willen hun kruis niet opnemen en de Heer hierin navolgen. Ze zijn in slaap gevallen. Een slapende christenheid, die niet deelt in het lijden van Christus. Wat een droevig beeld. Is het ons beeld?

d. Het vierde beeld vinden we in Mattheüs 25:

"Toen nu de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. Maar te middernacht klonk een geroep: Zie de bruidegom! Gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde" (vers 5-7).

Zeker, de Bruidegom is uitgebleven. Al meer dan negentienhonderd jaar! Waarom weten we niet. Wel kunnen we zeggen dat de lankmoedigheid van God wachtende is, zoals in de dagen van Noach. Maar even zeker is het dat de bruidsgemeente slaperig geworden is en ingeslapen is. Voor een groot deel slaapt ze ook nu nog. Misschien is er geen waarheid in de Schrift ten aanzien waarvan men zo in duisternis verkeert als die aangaande de wederkomst van de Heer. En toch heeft de Heer Zelf daar duidelijk over gesproken en ook de apostelen in hun brieven. Toch zijn de maagden ingeslapen, de wijze net zo goed als de dwaze. En de Heer heeft zo nadrukkelijk gewaarschuwd om waakzaam te zijn! "Waakt dan, want gij weet niet wanneer de heer des huizes komt, ‘s avonds of te middernacht of met het hanengekraai of in de morgenstond; opdat hij niet, als hij plotseling komt, u slapende vindt" (Mark. 13 :35, 36). Slapende ... en dus niet uitgezien naar de komst van de Heer. Men verwachtte Hem niet, nog niet of helemaal niet! Geen omgorde lendenen en geen brandende lampen. Ook geen brandende harten. Een slapende bruidsgemeente. Zo was het eeuwen lang. Gelukkig heeft de Heer ervoor gezorgd dat te middernacht het geroep heeft geklonken: Zie, de Bruidegom! Gaat uit Hem tegemoet! Gelukkig zijn er die de roep hebben gehoord en die ontwaakt zijn en naar zijn komst uitzien, Hem verwachten. Maar er zijn ook nog vele gelovigen die in dit opzicht nog altijd slapen. Die de roepstem niet hebben gehoord. Of die wel hebben gehoord, maar er geen gevolg aan hebben gegeven, niet uitgegaan zijn Hem tegemoet. Die de boodschap van zijn spoedige komst wel voor geloofwaardig houden met hun verstand, maar in hun hart heeft die boodschap niets wakker gemaakt. Johannes schrijft in zijn eerste brief dat een ieder die deze hoop op Hem heeft, zich reinigt, zoals Hij rein is. Dat betekent ook dat wie zich niet reinigt, niet die hoop op Hem heeft. Ondanks alles wat hij zegt te belijden en te aanvaarden. Behoren wij zelf tot hen die nog steeds slapen? Dan komt tot ons het woord uit Romeinen 13: "Het uur is daar om uit de slaap te ontwaken, want de behoudenis is ons nu nader dan toen wij tot geloof kwamen."

 

Als we slapende christenen zijn, onderscheiden we ons niet van de ongelovigen, van wie de Schrift zegt dat ze dood zijn voor God. Wat hebben levenden te zoeken bij de doden? Welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Daarom: "Ontwaak, gij die slaapt en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten!"

"Groots is uw roeping en heilig uw taak,
en d'uren zijn weinig: ontwaak dan, ontwaak!"