"Godsvrucht"

 

Uit de lezerskring

 

Met belangstelling las ik het artikel, en de daarop volgende correspondentie over de oefening in de godsvrucht. Mag ik daar nog een opmerking over maken?

Het begrip godsvrucht - op het woord afgaande, zou licht doen denken aan een noodzaak vruchtdragend te zijn; wij hebben de neiging dit te materialiseren en te denken aan "bekeerlingen maken" of eventueel "goede werken doen". Maar zó eren wij God niet, althans niet in de eerste plaats. Het is ook niet de inhoud van het griekse begrip, daar dit in zeer sterke mate het Godvrezendzijn inhoudt. Het woord "eusebeia" is samengesteld uit het voorvoegsel "eu", dat wij ook kennen in het woord ev-angelie, en dat goed of juist betekend, en "sebeia", afgeleid van het werkwoord "seboo", dat vereren, ontzag hebben voor, betekent. Hierin vindt God zijn eer, dat eens afkerige mensen Hem weer eren, waartoe het offer van Jezus Christus de weg opende. Dat is de vrucht van zijn werk: Godsvrucht!

Wat de oefening, in het bijzonder de lichaamsoefening betreft: met de schrijver ben ik het gaarne eens wanneer hij stelt dat hierbij niet te denken valt aan de onthouding - welke gedachte m.i. onder invloed van oosterse wijsbegeerte is ingeslopen - en evenmin aan de kampioenssport, de prestatiesport of de spektakelsport - welke invloed m.i. veel meer romeins dan grieks is. De Romeinen kenden, in de top van het Romeinse Rijk, het "brood en spelen", een welvaartsverschijnsel dat wij thans ook goed kennen: welvaart en ontspanning heet dat tegenwoordig. De griekse sportbeoefening, vooral de atlethiek, is gegrond op de griekse filosofie: een gezonde geest in een gezond lichaam. Het is exact de gedachte waar Paulus in 1 Tim. 4:7, 8 aan appelleert. Waarbij Paulus dus deze sportbeoefening, het "gezonde lichaam" niet afwijst, maar wel op de juiste plaats zet. Voor het LEVEN, van weinig nut. Overdrijf de zorg voor het tijdelijk bestaan niet, immers is het lichaam, gezond dan wel minder fit, tòch aan het sterven onderworpen. De godsvrucht, het op de juiste wijze ontzag hebben voor God, is daarentegen tot alle nut. Merk op dat Paulus niet alleen déze tegenstelling beschrijft, maar ook die tot de ongoddelijke oude-vrouwenfabels (grieks "bebelos", ons: gebabbel).

Tenslotte: het begrip "gymnazo" = trainen houdt ook de gedachte in van de dagelijkse oefening, er een gewoonte van maken.

 

J. F. Roosegaarde Bisschop