Echtscheiding (slot)

 

H.MEDEMA

 

Aan het slot van het voorgaande artikel over dit onderwerp vermeldden we dat er verschillende opvattingen zijn over de woorden "niet gebonden" in 1 Kor. 7 : 15. Hieronder geven we in grote lijnen weer hoe enkele onder ons algemeen erkende schriftuitleggers deze dingen zien.

 

Opvattingen van anderen

Br. J. N. Darby beantwoordt in zijn "Letters" (brieven) (deel I blz. 347; deel II blz. 130 en 191) enkele vragen over het al of niet geoorloofd zijn van hertrouwen na echtscheiding. Hij stelt zich op het standpunt dat:

a. door overspel of hoererij het huwelijk verbroken wordt;
b. bij kwaadwillige verlating, gevolgd door hertrouwen van degene die dit heeft gedaan, het huwelijk eveneens verbroken is;
c. bij scheiding en hertrouwen de wetten van het land van inwoning in acht genomen moeten worden;
d. wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, de gelovige, onschuldige partij vrij is om een nieuw huwelijk te sluiten.

Letterlijk schrijft hij o.m.: "Ik kan er op grond van 1 Kor. 7:15 niet aan twijfelen, dat de gelovige, die door de ongelovige definitief verlaten is, in elk opzicht vrij is, d.w.z. vrij om te trouwen (op grond van de woorden "niet gebonden"). Ik neem daarbij aan, dat er werkelijk sprake is van een opzettelijk verlaten".

In een andere brief, die een geval betreft van een vrouw (in Canada), die in haar onbekeerde staat door haar man verlaten werd, zegt hij "Wat gebeurd is, heeft plaats gevonden vóór haar bekering; maar als de ongelovige verlaat, dan is de ander vrij volgens 1 Kor. 7 : 15. Wanneer er een formele scheiding heeft plaats gehad, of als deze door de wet van dat land niet geëist wordt, dan is zij volgens de wet vrij van de man. Daar zij kwaadwillig verlaten werd, was zij vóór haar hertrouwen niet meer een gehuwde vrouw, als er tenminste een wettelijke scheiding had plaats gevonden. In Engeland beschouwt het gerechtshof de vrouw vrij, als haar man zeven jaar is weggebleven. Ik geloof niet dat van een verlaten vrouw gevraagd kan worden altijd ongehuwd te blijven als de wet (van het land waarin zij woont) haar als vrij beschouwt."

 

Br. R. Brockhaus schrijft o.m.: "Een scheiding tussen gelovigen behoort niet voor te komen (zij staan op de bodem van genade en niet op die van de wet of het natuurlijk recht), en als scheiding (door hoererij) voorgekomen is, moet men trachten een verzoening te doen plaats vinden. Laat een gelovige zich, op grond van hoererij door de gelovige echtgenoot of echtegenote bedreven, van hem of haar scheiden, dan geeft hij/zij de bodem van de genade, waarop hij/zij als christen staat, prijs en keert terug tot de grondslag die door God van het begin der wereld voor zijn schepsel gelegd is. Hij/zij handelt dan wel naar recht, maar niet naar genade.

In betrekking tot gemengde huwelijken - gelovigen met ongelovigen - geeft de apostel zijn gevoelen. Als het ongelovige deel niet bij de gelovige wilde blijven en er zich van scheidde, dan was de gelovige, of dit nu een broeder of een zuster is, volgens de apostel vrij om te gaan waarheen hij/zij wilde. Noch de broeder, noch de zuster was "gebonden". Wat dat woord "gebonden" betekent, blijkt uit 1 Kor. 7 : 39 en Rom. 7 : 2.

 

In zijn beschouwing over 1 Kor. 7 schrijft br. W. Kelly o.m. het volgende:

a. bij zijn verklaring van de verzen 10 en 11: "Hier vinden we niet een nieuwe aanwijzing met apostolisch gezag, maar de reeds bekende mening van de Heer Zelf, nl. de algemene plicht van man en vrouw, gegrond op de onverbreekbaarheid van de huwelijksband. De vrouw mocht niet scheiden van de man, noch de man zijn vrouw verstoten. Was de vrouw toch gescheiden, dan moest zij ongetrouwd blijven of zich met haar man verzoenen. Zelfs als zij onschuldig was, is scheiding een schande en zou deze een valstrik kunnen worden".

b. Bij zijn verklaring van de verzen 12-15: "Hier gaat het om de scheiding die van de zijde van de ongelovige geëist wordt. Als de ongelovige partner in de huwelijksverbinding zich wilde scheiden van de gelovige, dan was laatstgenoemde vrij van de huwelijksband, onverschillig of dit een broeder dan wel een zuster betrof. Niet dat zulk een daad van de zijde van de ongelovige aan de verlaten gelovige het recht gaf te hertrouwen, maar dat de gelovige temeer vrij was om de Heer te dienen als gevolg van de scheiding door de ongelovige. Zulk een eenheid, als die tussen een gelovige en een ongelovige, leent zich er voor om verwikkeld te worden in twisten, omdat de natuurlijke mens het leven door de Geest haat. Niet dat dit de gelovige van zijn kant zou rechtvaardigen de huwelijksband te verbreken. Dat mag alleen uitgaan van de ongelovige partner, hetzij man of vrouw".

 

Kommentaar hierop

Wat Darby in zijn "Letters" zegt, gaat het verst. Zijn konklusies komen er in grote lijnen op neer, dat het huwelijk ontbonden is ingeval van overspel, hoererij en door kwaadwillige verlating, na bij de wet van het land voltrokken echtscheiding. Dergelijke vormen van ontbinding van het huwelijk geven naar zijn mening bovendien de vrijheid om te hertrouwen, waarbij hij zich o.m. beroept op de woorden "niet gebonden" in 1 Kor. 7:15.

 

Brockhaus meent dat pas een nieuw huwelijk van hem of haar die verlaten heeft het oude huwelijk verbreekt. Ook hij interpreteert de woorden "niet gebonden" als een vrijheid om te hertrouwen, hoewel hij het standpunt inneemt dat wanneer iemand dit doet, hij/zij niet staat op de bodem van de genade. Zijn interpretatie is gebaseerd op de uitleg dat in Rom. 7 :2 en 1 Kor. 7 : 39 het in de Voorhoeve vertaling met "verbonden" vertaalde woord hetzelfde is als "gebonden" in 1 Kor. 7 : 15. In het Duits en het Engels heeft men dan ook telkens dezelfde woorden, evenals in de vertaling van het N.B.G.

 

We willen beginnen met onder de loep te nemen wat er in 1 Kor. 7 :15 en in Rom. 7 : 2; 1 Kor. 7 : 39 in het oorspronkelijke staat.

Het Griekse woord, dat in 1 Kor. 7 : 15 met "gebonden" is vertaald, is "douloo". Het komt o.m. voor in Hand. 7:6: "tot slaven maken", in Rom. 6:22: "slaven (van God) geworden", in 1 Kor. 9:19: "tot slaaf gemaakt", in Gal. 4:3: "In slavernij zijn"; en als zelfstandig naamwoord in Rom. 8:15, 21; Gal. 4:24; 5:l; Hebr. 2:15, waar het is vertaald met "slavernij" - "slaven" - "slavenjuk".

De apostel wil zeggen, dat de verbinding tussen man en vrouw in zulke gevallen niet is zoals die van een heer en een slaaf. Als de ongelovige partner in het huwelijk er op staat van de gelovige te scheiden, dan houden de huwelijksplichten, zoals die genoemd worden in de verzen 35, op. Het zou namelijk kunnen zijn, dat de gelovige zich op het standpunt stelde, dat hij alles moest doen om de andere partner te behagen, deze in slaafse onderworpenheid moest volgen. Dat zou de ergernis kunnen opwekken van degene die wilde scheiden en innerlijke onrust bij de gelovige. Daarom voegde de apostel er aan toe: "God heeft ons geroepen in vrede te wandelen".

 

Het in Rom. 7:2 en 1 Kor. 7:39 in het oorspronkelijk voorkomende woord, dat in de Voorhoeve vertaling is vertaald met "verbonden", is "dedetaï" en dus totaal verschillend van "douloo" = "gebonden" in 1 Kor. 7 : 15.
De argumentatie van Darby en Brockhaus, gebaseerd op eenzelfde woordgebruik in deze Schriftplaatsen, wordt daardoor geheel van zijn grond ontbloot.
Het woord "dedetai" (zie ook 1 Kor. 7:27) is nauw verwant met het in Grieks voorkomende woord voor "band". Om een voorbeeld te noemen: "De liefde, die de band van de volmaaktheid is" (Kol. 3:14; zie ook Ef. 4:3). Het wordt ook gebruikt om aan te duiden dat iemand geboeid is (zie bv. Fil. 1 : 7, 13, 14, 16). De verbinding tussen man en vrouw in het huwelijk is naar de bedoeling van God zo sterk: "de twee tot één vlees", dat zij geldt gedurende het hele leven van de beide partners.

Hoererij

Dat door hoererij of overspel de band tussen de huwelijkspartners verbroken wordt, een verbreking die gelijk te stellen zou zijn met de dood van één van de echtelieden, wordt in de Schrift niet geleerd.

Wel zegt 1 Kor. 6:16: "Weet gij niet, dat wie een hoer aanhangt, één lichaam met haar is? "Want die twee," zegt Hij, "zullen tot één vlees zijn."

Inderdaad leidt het hebben van gemeenschap met een hoer tot verbreking van de eenheid met de eigen man of vrouw. Maar door dit feit ontstaat nog niet een nieuw huwelijk. Dat is in de meeste gevallen ook niet de bedoeling van degene die zich met een hoer afgeeft. Men wil de eigenlijke huwelijksband niet verbreken en keert meestal terug naar de eigen vrouw. Wanneer gemeenschap met een hoer inderdaad een nieuw huwelijk betekende, zou terugkeer tot de eigen vrouw een nieuwe daad van overspel zijn. Bovendien zou in geval van hoererij of overspel daardoor de weg tot verzoening voorgoed versperd zijn.

Merkwaardig in dit verband is wat we lezen in Jeremia 3, waar God over Israël spreekt als van een overspelige vrouw, die zich aan hoererij had schuldig gemaakt. Was er voor Hem niet alle reden haar voorgoed te verstoten en haar niet weer aan te nemen? Op grond van de wet was dit de enige juiste weg. Maar wat lezen we?

"Keer weder, Afkerigheid, Israël, luidt het woord des Heren, Ik zal u niet donker aanzien, want Ik ben genadig, luidt het woord des Heren, Ik zal niet altoos blijven toornen" (Jer. 3 : 12).

 

Die gezindheid past ook de gelovige in zijn houding ten opzichte van de huwelijkspartner door wie hij bedrogen en verlaten is.

Door het sluiten van een nieuw huwelijk, ook al zou dit op grond van de wet toelaatbaar zijn, maakt een gelovige het onmogelijk deze gezindheid praktisch te beleven. Zoals we reeds bij de bespreking van Matth. 19 : 9 opmerkten, sprak de Heer Jezus in zijn gesprek met de farizeeën, ingeval van verstoting uit oorzaak van hoererij, niet over de vrijheid om te hertrouwen, hoewel Hij daar evenmin een verbod daartoe noemde.

 

Overspel

In geval van overspel hebben we in de Schrift een duidelijke uitspraak. Zoals bekend, leefde Herodes in overspel met Herodias. Als dit feit in Matth. 14:3; Mark. 6:17 en Luk. 3:19 gememoreerd wordt, erkent de Schrift haar niet als de vrouw van Herodes, maar wordt uitdrukkelijk gezegd, dat zij de vrouw was van zijn broeder Filippus.

Ten overvloede lezen we er nog bij, dat Johannes de doper Herodes er op wees, dat het hem niet geoorloofd was haar te hebben. Met andere woorden: Herodes was verplicht haar naar Filippus terug te zenden en mocht haar in elk geval niet voor zichzelf houden.

Daarmee heeft de Schrift zelf gezegd, dat geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk geen nieuw huwelijk vormt naar de gedachten van God en dat Hij een leven in overspel niet beschouwd als de verbreking van de oude huwelijksband. Als dit reeds voor Herodes gold, hoeveel temeer geldt dit dan voor de gelovige die Christus toebehoort.

 

Vers 39

Na de uitvoerige bespreking van 1 Kor. 7 : 15, 16 rest ons nog aandacht te schenken aan vers 39, waar we lezen:

"Een vrouw is verbonden zolang haar man leeft; maar als haar man ontslapen is, is zij vrij om te trouwen met wie zij wil, mits in de Heer".

Dit vers is kennelijk het antwoord van de apostel op de vraag van de Korinthiërs of het een weduwe was toegestaan te hertrouwen. Dit antwoord bevat echter meer dan alleen een toestemming. De apostel benut de gelegenheid nogmaals een korte uiteenzetting te geven van de Goddelijke beginselen voor het huwelijk. Hij beklemtoont dat het huwelijk bedoeld is als een zaak voor het leven, waaraan alleen door de lichamelijke dood van één van de partners een einde komt.

Wanneer dit laatste het geval is, is er geen enkele belemmering om een nieuw huwelijk te sluiten, mits dit gebeurt "In de Heer", d.w.z. met een medegelovige.

 

Twee standpunten

Het verschil van inzicht over ons onderwerp spitst zich voornamelijk toe op de vraag of het een gelovige geoorloofd is te hertrouwen als de ongelovige partner hoererij heeft gepleegd en scheiding op die grond wettelijk tot stand is gekomen.

De voorstanders zeggen: ja. Hun motief is dat het in de Schrift niet wordt verboden, noch door de Heer Jezus in Matth. 19 : 9, noch in 1 Kor. 7. Hoe men ook de woorden "niet gebonden" uitlegt, een verbod om te hertrouwen valt er naar hun mening niet uit af te leiden.

De vraag rijst of de Schrift voor alle gevallen een uidrukkelijk verbod geeft. Wie in de Schrift thuis is, weet dat dit niet zo is. Om maar dicht bij ons onderwerp te blijven: Nergens heeft God verboden, dat een man meer dan één vrouw mag hebben. Onder Israël was dit zelfs, vooral bij hooggeplaatste personen, een ingeworteld gebruik, zonder dat dit van Godswege direct veroordeeld werd. Om de zwakheid van hun vlees werd het getolereerd. Wil dat zeggen, dat we nu maar polygamie mogen bedrijven? Natuurlijk niet. De bedoeling van God met het huwelijk is duidelijk genoeg.

 

De tegenstanders zeggen: nee, want nergens in de Schrift wordt gezegd dat het wel mag. En als het gaat om zo'n belangrijke zaak, zou de bijbel toch zeker een positief geluid laten horen. Dat is wèl een algemeen geldende regel. Een uitzondering daarop is mij niet bekend.

 

Samenvatting

In kort bestek willen we nog de hoofdpunten noemen van wat we in de brieven van Paulus hebben gevonden:

1. de Goddelijke beginselen van de huwelijksverbinding, ingesteld bij de schepping, zijn ook nu nog volledig van kracht: wat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet;

2. het normale huwelijk blijft in stand zolang de beide echtelieden in leven zijn (Rom. 7 :2; 1 Kor. 7 :39);

3. in een huwelijk tussen gelovigen mag de vrouw niet scheiden en de man haar niet verstoten; is dit toch gebeurd dan moet de schuldige partij ongetrouwd blijven, of zich met de ander verzoenen (1 Kor. 7 : 11);

4. een ongelijk juk, ontstaan als gevolg van de bekering van één van de partners nadat hij/zij getrouwd is, is geen reden tot scheiding, omdat de ongelovige geheiligd is door de gelovige (1 Kor. 7 :12-14);

5. wanneer in laatstgenoemde geval de ongelovige partner scheiding eist, behoeft de gelovige zich daartegen niet verzetten en kan hij/zij in de opgedrongen scheiding berusten (1 Kor. 7 : 15, 16);

6. de vrouw bezondigt zich aan overspel als zij bij het leven van haar man de vrouw van een ander wordt. Deze regel geldt ook ten opzichte van de man die een andere vrouw huwt, zolang zijn eigen vrouw nog in leven is (Rom. 7 : 3).

 

Slotopmerkingen

We hebben in deze artikelen uitsluitend de leerstellige kant van de echtscheiding en het hertrouwen besproken. Door de ook onder ons voorkomende verschillen in opvatting hierover, hebben we veel Schriftverklarende opmerkingen moeten maken, om de argumenten tegenover elkaar te stellen. Dat is de leesbaarheid van het geheel niet ten goede gekomen. Het doel van deze artikelenreeks is niet geweest om anderen inzichten op te dringen, maar om dit moeilijke onderwerp ter overdenking te geven aan hen, die zich met dergelijke zaken moeten bezighouden of zich voor het thema interesseren.

We moeten er zelfs aan toevoegen, dat niet alle leden van de redaktie alle konklusies en argumenten die in deze artikelen voorkomen, onderschrijven. Op het punt van het geoorloofd zijn van echtscheiding en hertrouwen bestaat verschil van inzicht tussen hen.

 

Het zou ons niet verwonderen als er naar aanleiding van wat we over dit onderwerp schreven nog vragen of opmerkingen zijn bij de lezers van de "Bode". Die worden graag zo spoedig mogelijk ingewacht.

Er volgt toch nog een artikel, zo mogelijk in het juli-nummer, met een andere visie. Daarin kunnen dan ook eventueel binnen gekomen reakties aan de orde worden gesteld.