J. KLEIN HANEVELD
In Lukas 5 : 10 lezen we dat de Heer Jezus tegen Simon Petrus zegt: "Van nu aan zult gij mensen vangen." Het hier gebruikte woord betekent eigenlijk "levend vangen". Het komt verder nog maar één keer voor, namelijk in 2 Tim. 2:26, waar sprake is van mensen die zich in de strik van de duivel bevinden, door wie zij gevangen zijn. De duivel heeft dus ook mensen levend gevangen. Zonder dat zij zich dat bewust zijn, bevinden zij zich in de macht van Satan en zijn ze gevangen in zijn strikken.
Tegen deze achtergrond moeten we de uitspraak van de Heer Jezus zien: "Van nu aan zult gij mensen vangen." Wie zielen vangt met het evangelie-net, ontrukt ze aan de macht van Satan. Zielen die op die wijze gevangen worden, gaan niet over van de vrijheid naar de gevangenschap, maar van de gebondenheid naar de vrijheid der heerlijkheid van de kinderen van God. Vandaar dat de Schrift zegt: "Wie zielen vangt is wijs." De Heer heeft vissers van mensen nodig. Petrus werd zo'n visser en een groot aantal mannen en vrouwen hebben door zijn dienst de Heer Jezus leren kennen. Maar niet alleen Petrus, ook vele anderen hebben het evangelie-net uitgeworpen om mensen te vangen. De Heer heeft vele vissers nodig. Ook ons wil Hij gebruiken in zijn dienst. Ook wij mogen, al hebben wij niet de gave van een evangelist, toch het werk van een evangelist doen (2 Tim. 4 : 5).
Er zijn beroepsvissers en sportvissers. Vissers die hele dagen niets anders doen dan vissen vangen in het groot en vissers die als een vorm van vrijetijdsbesteding uren lang met een hengel aan de slootkant staan. In weer en wind vaak, om een paar visjes in de wacht te slepen.
Als al Gods dienstknechten zulke vissers waren en een even grote toewijding aan de dag legden, wat zouden we dan een wonderbare visvangst beleven. Voor hen die vissers van mensen willen worden, zijn in Lukas 5 : 1-11 enkele belangrijke aanwijzingen te vinden.
Wat waren het voor mensen die de Heer riep om Hem te volgen, zodat zij vissers van mensen zouden kunnen worden? Waren dat mensen die uitblonken door kennis en geleerdheid? Nee, het waren eenvoudige, ongeleerde mensen. Daaruit mogen we niet afleiden dat de Heer een premie stelt op onontwikkeldheid en onwetendheid. Generaal Von Viebahn en Dr. Dönges waren zeer ontwikkelde mannen, die de Heer als evangelist heeft gebruikt. Maar die ontwikkeling is geen voorwaarde. Het is een algemeen beginsel dat God het dwaze en het zwakke en dat wat niets is verkiest om de sterken en de wijzen van de wereld te beschamen. Dat is een grote bemoediging voor iedere gelovige. De Heer stelt er prijs op "gewone" mensen in zijn dienst te nemen, mensen die op het eerste gezicht volslagen ongeschikt lijken voor de dienst waarvoor ze zich geroepen weten. Met zulke "gewone" mensen kan God wat beginnen, als ze zich door Hem laten vormen, zodat Hij ze gebruiken kan. Uit Mattheüs 4 : 19 blijkt trouwens duidelijk dat je moet beginnen met de Heer te volgen, als je een visser van mensen wilt worden. Dan maakt Hij je tot een visser van mensen. Dan ben je eerst in zijn leerschool geweest. En daar is geen academische vooropleiding voor nodig.
De woorden van Lukas 5:5 zijn veelbetekenend. Zonder de Heer was alle inspanning vruchteloos geweest. Al hun natuurlijke bekwaamheid en ervaring ten spijt hadden de discipelen niets gevangen. De tegenwoordigheid en de kracht van de Heer Zelf stelden hen in staat vissen te vangen. Boeiende toespraken en slagvaardigheid in het gesprek met onbekeerden zijn niet voldoende om zielen te winnen. Wèl het woord van hem of haar die in praktische gemeenschap met de Heer leeft. De Heer heeft gezegd: "Zonder Mij kunt gij niets doen." Ook geen mensen vangen! Maar mèt Hem gebeuren er geweldige dingen. De discipelen vingen "een grote menigte van vissen" en zij "vulden beide schepen."
'k Moet de Heiland met mij hebben,
daar, waar in der zonde macht
harten breken, slaven zuchten,
en men op zijn boodschap wacht.
O, dan vreest mijn ziel geen kwaad,
waar mijn weg ook henen gaat.
Ik wil volgen, zonder vragen,
waar mijn Meester gaat of staat.
We krijgen de indruk bij het lezen van het verhaal in Lukas 5 dat Petrus en zij die bij hem waren in dit opzicht niet geheel vrijuit gaan. In vers 4 lezen we namelijk dat de Heer hun beveelt de netten uit te werpen, maar dat gebeurt niet. Meer dan één net vindt Petrus niet nodig. Ten slotte was hij visser van beroep en hij zal vast gedacht hebben dat hij meer van vissen afwist dan de Heer. Wat voor zin had het, alle netten uit te werpen, als ze de hele nacht zich hadden ingespannen en niets gevangen hadden. De nacht was de beste tijd om te vissen. Petrus vindt het al mooi genoeg als hij in gehoorzaamheid aan de Heer één net uitwerpt. Maar Petrus heeft dat naderhand geweten, want dat ene net is dan ook prompt gescheurd! Zo gaat het, als je niet helemaal gehoorzaamt. Er is een groot verschil tussen gedeeltelijke en algehele gehoorzaamheid. Wat lijken we vaak op Petrus! Wat willen we het ook vaak beter weten dan de Heer! Het geheim van "succes" in de dienst is algehele gehoorzaamheid in alle dingen. "Alles wat Hij u zeggen zal, doet dat" (Joh. 2 : 5).
Toen Petrus zag wat er gebeurde, viel hij neer aan de knieën van de Heer Jezus. Wat we ook gedaan mogen hebben in dienst van de Heer, hoe groot de zegen ook geweest moge zijn, die de Heer heeft willen schenken, de enige plaats die ons betaamt, is aan de voeten van de Heer. Daar is geen plaats voor hoogmoed, voor zelfverheffing. Daar worden we ons diep bewust van onze eigen onwaardigheid.
"Zo moet ook gij, wanneer gij alles gedaan hebt wat u bevolen is, zeggen: Wij zijn onnutte slaven; wij hebben slechts gedaan wat wij verplicht waren te doen" (Lukas 17 : 10).