J. Ph. Buddingh
De geschiedenis van de vrouw, die veel heeft liefgehad, vinden wij in Lukas 7.
Zij was een zondares. De evangelist vermeldt dat in vers 37. Dat betekent, dat zij als zondares bekend stond, zoals ook blijkt uit wat Simon, bij wie de Heer als gast in huis was, over haar denkt (vs. 39). De Heer zegt dan ook, dat haar VELE zonden haar vergeven zijn.
Zij bracht een albasten fles met balsem. Zij maakte de voeten van de Heer nat met tranen en droogde ze af met haar haren. Daarna kuste zij Zijn voeten en zalfde ze met balsem. Waarom zou zij dat gedaan hebben? Omdat haar vele zonden vergeven waren? Dat was haar toen nog niet gezegd, dat hoorde zij pas aan het eind. Hoewel zij een zondares was, kwam zij niet met vrees en beven. Wel met tranen om haar zonden. En ook met dankbaarheid en met liefde. En tenslotte ook met huldebetoon.
Waar dankbaarheid en liefde gevonden worden, kan geen vrees zijn, want de liefde drijft de vrees uit. Zij had als zondares reden om te vrezen. Hoe is dan bij haar de vrees door liefde en dankbaarheid verdreven?
Als die vrouw de Heer niet had gekend, zou zij Hem niet liefgehad hebben. Hoe zullen wij iemand liefhebben, die wij niet kennen?
Zij kende Jezus en dat verklaart haar houding. Daarmee is zij in het leven van de Heer Jezus een bijzondere figuur geweest. Er zijn er immers niet veel geweest, die Hem kenden.
Simon, die Hem had uitgenodigd, kende Hem niet.
Zelf meende hij van wel. Hij kende Hem als een prediker. Een prediker, die beslist geen profeet was. De Heer scheen niets van die slechte vrouw te weten. Daarom kon Hij geen profeet zijn. Simon zag zijn overtuiging omtrent de Heer bevestigd. Terecht had hij Hem niet gekust en zijn voeten niet laten wassen.
Maar wat vergiste Simon zich. Hij kende de Heer helemaal niet. In plaats daarvan kende de Heer zowel de vrouw als Simon!
Is dat niet wonderlijk? Een farizeeër, ijverig in de wet en bekend met de schriften, kende de Heer Jezus niet; een beruchte zondares kende Hem wel.
Beiden, Simon en de vrouw, hebben de Heer gezien en opgemerkt wat Hij deed, gehoord wat Hij sprak. Zij hebben beiden kennis genomen van Hem en zijn woorden en werken. Zowel Simon als de vrouw hebben gezien waarom men Hem een vriend van tollenaars en zondaars noemde. Simon heeft zich eraan geërgerd; de genade trok deze "rechtvaardige" niet aan. De vrouw echter heeft het verbaasd en ontroerd. De genade beantwoordde geheel aan haar grote nood door de last van haar vele zonden. Het geloof deed haar verstaan, wat nog niet tot haar was gezegd. Met dankbaarheid en onder tranen greep zij de genade aan, nog vóór de Heer tot haar persoonlijk van zondenvergeving had gesproken. Door het geloof nam zij de plaats aan zijn voeten in en gaf zij Hem de plaats, de liefde en de eer, die Hem toekomt.
Wat was nu het grote verschil tussen de vrouw en Simon?
Dat de één een beruchte zondares was en de ander een kleine zondaar? Nee, berucht als zondares of beroemd als farizeeër, beiden waren zij een VERLOREN zondaar.
Nee, het verschil is, dat de vrouw zichzelf als een zondares zag, waardoor zij open stond voor de genade, die in de Heer Jezus werd geopenbaard; Simon zag zichzelf blijkbaar als een rechtvaardige, en had daarom geen behoefte aan de genade.
Het bewustzijn van de genade deed haar veel liefhebben. Haar vele zonden maakten het wonder van Gods genade des te groter.
Wat heeft de genade van God in het hart van deze zondares een machtig werk tot stand gebracht!
"Barmhartig en genadig is de Here". heeft de psalmist gezongen.
Barmhartigheid veronderstelt ellende, nood; genade veronderstelt schuld. Nood en schuld kenmerkten de zondares. De openbaring van God in Jezus Christus was in overeenstemming met het psalmwoord: barmhartig en genadig. Zo leerde zij God kennen en kwam zij tot haar daad van aanbidding, bij Hem, die de openbaring is van die God, van wie Mozes uitriep: "Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid", toen de Here Zich bij hem stelde en de naam des Heren uitriep (Ex. 34 :6).
Uw zonden zijn vergeven, heeft de Heer haar gezegd. Zo werd haar bevestigd, wat zij door het geloof had verstaan, en waarvoor zij tranen van dankbaarheid had gestort.
Er zijn U en mij ook veel zonden vergeven. Hebben wij daarom ook veel lief? Staan wij nog met tranen van dankbaarheid aan zijn voeten om Hem te zalven? Of is ons kruikje leeg?
Niets kan onze liefde meer opwekken dan opnieuw bepaald te worden bij de barmhartigheid en de genade, die Hij ons heeft betoond.
Wij weten bovendien zoveel meer dan deze vrouw toen verstond. Wij kennen de prijs die Hij betaalde, het leed dat Hij droeg. Wij weten, dat Hij met zijn eigen leven betaalde voor de zonden, die God ons vergeven heeft. Wij weten dat Hij ons heeft liefgehad tot het einde. Zouden wij Hem dan niet liefhebben, meer liefhebben?
Als er bij ons verkoeling is en onverschilligheid dreigt op te komen, laten wij dan onze aandacht geven aan Hem, zoals het Woord van God ons Hem voorstelt. Wij kunnen Hem daarin dagelijks ontmoeten.
De kleine afstand naar het huis van Simon was voor de vrouw niet teveel. Is het ons nog teveel om de bijbel open te doen?
Bedenk hoeVEEL ons vergeven is, opdat wij ook veel liefhebben.
En laat onze gang naar de eredienst op zondagmorgen geen optocht van lege kruiken zijn!