H. WILTS
Petrus schrijft in zijn tweede brief dat God ons door de kennis van Jezus Christus alles geschonken heeft wat het leven en de godsvrucht aangaat (hfdst. 1 : 3). Dat we het eeuwig leven te danken hebben aan de kennis van Jezus Christus, de Zoon van God, is ons allen volkomen duidelijk. Dat het geheim van een godvruchtige wandel ook het resultaat is van die kennis, staat ons misschien minder duidelijk voor de aandacht. Dit is te betreuren, daar we geroepen zijn om gekenmerkt te worden door een heilige wandel en godsvrucht.
In de brieven aan de gemeenten gebruikt Paulus het woord godsvrucht nergens. In die aan Timotheüs wel een keer of tien. We kunnen dit begrijpen als we denken aan het doel waarvoor die brieven geschreven werden: 'Opdat gij weet, hoe men zich in het huis van God gedragen moet' (1 Tim. 3 :15). Letten we op het persoonlijke 'gij' en het algemene 'men'. Timotheüs moest dit zelf toepassen en anderen leren. De betekenis van het woord 'godsvrucht' is moeilijk te omschrijven. We leren die het beste kennen als we het bestuderen in verband met de teksten, waarin het voorkomt. Een oudtestamentisch voorbeeld vinden we in Job. Van hem getuigt God Zelf: 'Want niemand is op aarde als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad' (Job 1 : 8).
Toch was de werkelijke godsvrucht nog een verborgenheid, die eerst in Christus ten volle werd geopenbaard. En het is van betekenis dat juist in deze brief de openbaring van deze verborgenheid op zo'n bijzondere wijze beschreven wordt. Wat werkelijke godsvrucht betekent, is geopenbaard, is zichtbaar geworden in de persoon van Jezus Christus. En wat we in Christus als ons volkomen voorbeeld aanschouwen, behoort ook bij ons gezien te worden door een godvruchtig gedrag. Uit het verband waarin deze tekst voorkomt, blijkt duidelijk dat dit de bedoeling is. Het is een van de rijkste passages uit het Woord van God, dat het karakter heeft van een citaat. Volgens sommigen zou het een lied zijn, dat door de eerste christenen werd gezongen. In elk geval maakt het deel uit van het geinspireerde Woord van God.
We willen nu nog in het kort ingaan op de betekenis van elk der verschillende uitdrukkingen.
Dit ziet duidelijk op de persoon van Jezus Christus. Dat er van openbaring gesproken wordt, bewijst dat Hij tevoren was. Hij was de eeuwige, eniggeboren Zoon van God, het Woord dat vlees werd, waardoor genade en waarheid werd geopenbaard en God, de Vader, werd verklaard (Joh. l). In de 'dagen van zijn vlees', heeft Hij geleden om der gerechtigheid wil en voor ons het verlossingswerk volbracht (Hebr. 2 : 14,15). Anderzijds heeft Hij God verheerlijkt in het volbrengen van het werk, dat de Vader Hem te doen gegeven had. Daarin kwam zijn godsvrucht openbaar. Zo zijn ook wij met een opdracht door God in de wereld gezonden, die we hebben te vervullen tot zijn verheerlijking.
Hoewel Hij waarachtig mens was, werd zijn leven gekenmerkt
door een voortdurend leven in en door de Geest. Als mens was Hij door de Geest
verwekt, werd door de Geest geleid, deed door de Geest tekenen en wonderen en
offerde Zich door de Geest onberispelijk op aan God. En in de Geest werd Hij
levend gemaakt. Zijn nederige openbaring in het vlees heeft velen aan zijn
Goddelijke zending doen twijfelen, maar in zijn verhoging is Hij door en in de
Geest gerechtvaardigd, d.w.z. duidelijk in het gelijk gesteld ('door' en 'in'
zijn twee vertalingen van hetzelfde Griekse woord).
Ook voor ons is het van de grootste betekenis niet te
vergeten dat het leiden van een godvruchtig leven alleen mogelijk is door de
kracht van de Heilige Geest die ons geschonken is.
Gedurende zijn gehele omwandeling werd Hij door de engelen
gezien. Zij waren getuigen van zijn komst en uitten hun loflied in de velden van
Bethlehem. Engelen stonden klaar om Hem op de handen te dragen. Engelen werden
gezonden om Hem te dienen in de woestijn en te sterken in Gethsemané. Zij
wentelden de steen weg bij zijn opstanding en getuigden tot zijn discipelen van
zijn hemelvaart en wederkomst. En wie zou hun vreugde kunnen beschrijven, toen
Hij zijn plaats innam aan Gods rechterhand op zijn troon?
Ook de zijnen worden in deze wereld door de engelen
gadegeslagen. 'Ziet toe dat gij niet één van deze kleinen veracht: want Ik zeg
u, dat hun engelen…'. Lazarus werd door engelen gedragen in de schoot
van Abraham, een engel bevrijdde Petrus uit de gevangenis. Paulus zegt een
schouwspel geworden te zijn voor de engelen en ook dat de vrouw een macht op het
hoofd moet hebben om der engelen wil. In 1 Tim. 5 : 11 zegt hij: 'Ik betuig voor
God en Christus Jezus en de uitverkoren engelen…'. En in Hebr. 1 : 14 staat
dat engelen dienende geesten zijn, die ten dienste worden uitgezonden terwille
van hen die het heil zullen beerven. Het feit dat zowel goede engelen als
demonen ons gadeslaan moet ons een aansporing zijn godvruchtig te leven.
Ook dit was voor de Joden een verborgenheid. Zij verwachtten
een Messias die zou zitten op zijn troon in Jeruzalem en dat Israël van daaruit
het centrum zou zijn van zegen en heerlijkheid hier beneden. Zoals elke
profetie, zal ook deze te zijner tijd in vervulling gaan. Dat de Vader de Zoon
gezonden had als Heiland der wereld zagen zij niet. Buiten de gelovige
Joden zouden ook anderen worden toegebracht om met hen één kudde te worden.
Christus wordt nog gepredikt. 'Filippus verkondigde hem
Jezus'. Ook wij mogen het evangelie onder alle volken verkondigen.
En een godvruchtige wandel is op zichzelf al een prediking
van Christus.
Er staat niet dat Hij 'door' de wereld geloofd is. Door dit Gode vijandige, door Satan geregeerde systeem, werd Hij verworpen. Maar uit die wereld hebben velen zich laten redden door in Hem te geloven. Eenmaal zal de wereld moeten erkennen dat Hij Heer is en zal alle knie zich voor Hem buigen, als aller oog Hem in zijn heerlijkheid aanschouwen zal. En dit niet als inleiding tot hun eeuwig heil, maar tot hun oordeel. We leven nu echter nog in de tijd der genade waarin Christus gepredikt en geloofd wordt. Maar hoe zullen zij geloven als hun niet gepredikt wordt? Laat onze godsvrucht ook hierin tot uiting komen dat wij met liefde en ijver de blijde boodschap verbreiden.
Het gebed van de Heer in Joh. 17 :4,5 is verhoord geworden.
Dit was het passend antwoord dat God gegeven heeft (zie ook Fil. 2). Van dit
antwoord was de Heer tijdens het verrichten van zijn dienstwerk ten volle
overtuigd (Joh. 13:31,32).
Daar is Hij nu als voorspraak en middelaar voor de zijnen en
wacht tot het ogenblik aanbreekt, door de Vader bepaald, dat Hij de zijnen tot
Zich zal nemen in die heerlijkheid.
Welk een heerlijke hoop is ook ons deel geworden! Moet ons
dit niet een extra aansporing zijn voor een godvruchtige wandel zolang Hij ons
hier nog laat?
We willen nog enkele plaatsen bespreken in deze brieven die over godsvrucht handelen.
Hier vinden we de vermaning om voorbiddingen te doen voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een rustig en stil leven mogen leiden in alle godsvrucht en eerbaarheid. Het gaat hier dus niet alleen om een rustig en stil leven te mogen leiden. Dat zou natuurlijk erg prettig zijn. Onder Godvijandige en revolutionaire regeringen komt er van een rustig leven meestal niet veel terecht. Onder een goede regering, waar de onderdanen in vrijheid kunnen leven en beschermd worden, is het heel wat aangenamer leven. De resultaten van de welvaart, de voortbrengselen van kultuur en beschaving kunnen in alle rust genoten worden en dat lijkt begerenswaard. Maar hierom moet het Gods kinderen niet te doen zijn. Het ideaal blijft een godvruchtig leven te kunnen leiden. Dat moet op de voorgrond staan en geen aardse welvaart. We weten dat velen van onze medegelovigen achter het ijzeren of purperen gordijn vaak zeer belemmerd worden in het leiden van zulk een leven. En daarom gaat het hier. Helaas kunnen we in deze landen van maatschappelijke welvaart onder democratische regeringen zo verschrikkelijk materialistisch ingesteld worden en verliezen we daardoor het oog voor dit grote doel: een leven te leiden in alle godsvrucht. Ik onderstreep 'alle'. Mochten we toch een beter begrip krijgen van de betekenis van deze zo bekende oproep tot voorbede.
Hier wordt deze oefening vergeleken met de oefening van het
lichaam. Heel wat mensen besteden veel tijd aan de verzorging en training van
het lichaam. Ten onrechte is op grond van deze tekst vroeger wel eens de
gymnastiek veroordeeld. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Er wordt alleen van
gezegd dat het nut niet groot is, het heeft immers alleen maar waarde voor dit
leven en dan vaak nog maar een zeer betrekkelijke met schade voor de oefening in
godsvrucht. Die oefening is namelijk nuttig zowel voor dit leven als het
toekomstige. Timotheüs wordt daartoe opgewekt.
Voor een dienstknecht des Heren liggen hier gevaren. Men kan
in ijverige dienst deze persoonlijke godsvrucht vergeten. Paulus had hiervoor
een open oog, zoals blijkt uit 1 Kor. 9 : 24-27, waar ook deze twee soorten
oefeningen met elkaar vergeleken worden. Het grote gevaar is om bij het prediken
aan anderen zichzelf te vergeten en zo verwerpelijk te worden.
In hfdst. 5:4 lezen we dat kinderen geroepen worden om in de eerste plaats aan hun eigen huis godsvrucht te tonen. Hier gaat het om het onderhouden van behoeftige ouders, een oproep die toen meer betekenis had dan in onze tijd, waarin door de overheid gezorgd wordt van de wieg tot het graf, zoals wel eens gezegd is. Toch blijft er nog wel ruimte om dit beginsel toe te passen. En als algemeen beginsel kunnen we toch hieruit ook afleiden dat een godvruchtige wandel het eerst door de huisgenoten moet worden opgemerkt en hen ten goede moet komen. 'Charity begins at home' = 'Liefdadigheid begint thuis', zegt een Engels spreekwoord terecht. Wie zijn eigen huisgenoten niet verzorgt is erger dan een ongelovige.
Dat houden de mensen er op na, die in hfdst. 6 :5 genoemd
worden. Zij menen dat godsvrucht een bron van gewin is. En met gewin wordt dan
materieel voordeel bedoeld. Dat is een enorme misvatting, die helaas ook nu nog
wel voorkomt en misschien nog wel in veel erger mate dan in de dagen van Paulus.
Geen enkele dienst mag gericht zijn op bevrediging van het
eigen ik. Dit was de grote misvatting van de farizeeën en maakte hun dienst
waardeloos. Godsvrucht is niet een zaak waar men 'beter' van kan worden. Het
schijnt dat de vrouw van Job ook deze gedachte koesterde, waarom ze haar man
adviseerde het maar op te geven. Het leverde hem immers toch niets op! Er ligt
een groot gevaar in het brengen van een z.g. 'sociaal evangelie' als daarbij de
mensen materiële verbetering in uitzicht wordt gesteld. Er kan dan uitwendig
wel een soort 'christendom' ontstaan, maar de kracht daarvan wordt niet gezien
en de mensen worden op een dwaalspoor gebracht.
De Heer heeft zijn volgelingen gezegd dat hun verdrukking zou
wachten en Paulus deed precies hetzelfde zoals blijkt uit 2 Tim. 3 : 12. Paulus
heeft bij de verkondiging van het evangelie nooit materieel voordeel gezocht.
Integendeel.
Oppervlakkig gelezen schijnt hfdst. 6 : 6 met het voorgaande
in strijd te zijn. Er staat dat godsvrucht wel winst oplevert, grote winst
zelfs. Dit bleek ook al uit hfdst. 4:8. Maar dan moet die godsvrucht verbonden
zijn met tevredenheid. Het woord dat Paulus hier gebruikt komt ook voor in 1
Kor. 9 : 8 en het afgeleide bijvoeglijk naamwoord in Fil. 4 : 11. Het komt ook
onvertaald in het Nederlands voor en luidt autarkie, het economisch systeem van
een land om onafhankelijk te zijn van invoer uit andere landen. Het heeft aan
zichzelf genoeg, heeft dus geen behoeften meer. Het hart van de gelovige dat op
Gods beloften vertrouwt voor voedsel en dekking (beide worden in het meervoud
gebruikt waardoor variatie wordt uitgedrukt) is in die toestand van autarkie en
kan dus volkomen tevreden zijn (vs. 8 waar een ander woord gebruikt wordt dan in
vs. 6). Op deze wijze heeft Paulus geleerd tevreden te zijn met de
omstandigheden waarin hij zich bevond (Fil. 4 : 11). De Hebreeën worden in
hfdst. 13 : 5 opgewekt tot diezelfde tevredenheid.
Als een gelovige aan deze toezeggingen niet genoeg heeft en
beslist meer wil hebben, rijk wil worden, zijn de gevolgen daarvan
verschrikkelijk, zoals we verder lezen. Dan kan er van een godvruchtig leven
geen sprake meer zijn. Daarvan zijn voorbeelden te over en Timotheüs wordt
opgewekt deze dingen te ontvluchten en naar godsvrucht te jagen. En die
opwekking hebben wij allen nodig in onze materialistische tijd, waar geldzucht
aan de orde van de dag is.