J. VAN DER BIJL
Onze tijd wordt gekenmerkt door ontrouw in het belijden van de waarheid en ontrouw in de openbaring van velen die zich christen noemen. Wat eeuwen lang voor waar werd gehouden, wordt nu in twijfel getrokken of ontkend. Wat vroeger zonde werd genoemd, wordt nu verdedigd. De christenheid is in diep verval en de tijd van de afval nadert met rasse schreden. Tegenover de ontrouw van de mens, komt de trouw van God des te heerlijker uit. Het is voor hen, die in zo'n tijd trouw willen blijven aan de Heer en zijn Woord, een bijzondere bemoediging om Gods grote trouw te overdenken. Hij is en blijft Dezelfde, de IK BEN, de Eeuwig-Getrouwe.
Allereerst lezen we in 1 Kor. 1 : 9: 'God is getrouw, door wie gij geroepen zijt tot de gemeenschap van zijn zoon Jezus Christus, onze Heer.' Het grote doel van Gods verlossingsplan voor de mens was om deze te brengen tot de gemeenschap van zijn Zoon. Johannes schreef: 'Onze gemeenschap nu is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus' (1 Joh. 1 : 3). Zeker is onze gemeenschap ook met de Vader, maar dit is niet mogelijk zonder eerst, tot de Heer Jezus te zijn gekomen. Niemand komt tot de Vader dan door Hem. De zondaar die zich bekeert en Jezus als zijn Heiland aanneemt, treedt in kontakt met de Zoon en nog meer: komt tot de gemeenschap van de Zoon, d.w.z. hij wordt verbonden met alles waarmee de Zoon verbonden is. Dit alles wordt geopenbaard op de dag van onze Heer Jezus Christus. Daartoe heeft God ons geroepen en zijn trouw brengt dit tot stand. Hij wil gemeenschap met ons, nu en in de toekomst en voor altijd. Daarin is niets veranderd en zal niets veranderen. Hoe verlangt Hij dat deze gemeenschap beoefend wordt. Dat wij er toch meer naar verlangden! Elk ogenblik van de dag of de nacht staat God klaar om ons van deze heerlijke gemeenschap te doen genieten. Nooit hoeven wij ons af te vragen: kom ik wel gelegen? Zijn trouw houdt ons vast, zodat wij straks onberispelijk zijn, en in de eeuwigheid volmaakt in de liefde zullen zijn. Wat dan in deze wereld ook moge veranderen of verdwijnen, God is getrouw,
Gij hebt mij lief, getrouwe God en Vader,
meer dan de trouwste vrind.
Het is mogelijk dat de gemeenschap met Jezus Christus onze Heer wordt belemmerd. We zijn hier immers in een wereld vol zonde, verleiding en beproeving. Gelukkig laat God ons nooit in de steek! Zijn liefde heeft alles vooruit gezien en in alles voorzien. Het is de zonde die deze gemeenschap onderbreekt. Maar als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader. Die trouwe Heer wordt niet moede om voor ons te bidden. Hij brengt ons er toe om onze zonden te belijden. En dan zegt het Woord: 'Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid' 1 Joh. 1:9). Zou er wel een dag voorbijgaan, zonder dat wij iets te belijden hebben? En altijd maar weer is God bereid om te vergeven. Hij doet het tegenover ons tot in het oneindige. Altijd kunnen we zeker zijn van een volkomen vergeving op een oprechte belijdenis. Zouden we dan met onbeleden zonden voort blijven lopen? juist Hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is, is welgelukzalig (Ps. 32 : 1). O, die wondere trouw en rechtvaardigheid van God, waarmee Hij altijd klaar staat om ons te reinigen van alle ongerechtigheid! Hoe groot is uw trouw!
Zou uw trouw ooit wankelen? Neen.
Dit is, Heer, mijn troost alleen.
Menigmaal voelen wij onze onmacht tegenover de macht van het boze en de boze rondom ons. Hoe kunnen wij verder als zo'n klein kuddeke te midden van een krom en verdraaid geslacht, omringd door ongeschikte en boze mensen? Ook oefent het schijnschoon van de wereld zijn verleiding uit op het vlees, en ons vlees is niets beter dan dat van anderen. Wat voor verweer hebben we uit onszelf? Ook in dit opzicht laat de Heer zien wie Hij is: Maar de Heer is getrouw, die u zal versterken en bewaren voor de (het) boze (2 Thess. 3 : 3). De tegenstand of de verleiding wordt niet of niet geheel weggenomen, maar de Heer belooft ons met zijn kracht te hulp te komen tot onze versterking en bewaring. 'De naam des Heren is een sterke toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar' (Spr. 19 : 10). We hebben een toevlucht, waar we veilig zijn: de trouw van onze Heer. Laten we vol vertrouwen tot Hem gaan; Hij redt uit alle noden. Hij zal het doen. Zijn trouw is onze garantie.
O, gij trouwe God!
Waar geen mens ons hulp kan schenken,
blijft uw liefde ons toch gedenken.
Zo lang we hier beneden zijn, is er ook de beproeving.
Onze ziel is verlost, maar wij verwachten nog de verlossing van ons lichaam (Rom.
8:23). Ondertussen ervaren we aan den lijve wat het is om te wonen op een
vervloekte aardbodem. Ook Gods kinderen krijgen hun deel van de moeilijkheden,
ziekten of tegenslagen. Als het nodig is, (en het blijkt nogal eens nodig te
zijn) worden we (maar gelukkig voor een korte tijd) beproefd door velerlei
verzoekingen als een beproeving van het geloof (1 Petr. 1 : 6). We weten dat
deze verzoeking nooit onmenselijk of bovenmenselijk is. God bepaalt de maat naar
wat wij dragen kunnen, want: 'God is getrouw, die niet zal toelaten dat
gij boven vermogen verzocht wordt, maar met de verzoeking zal Hij ook de
uitkomst geven, zodat gij ze kunt verdragen' (1 Kor. 10 : 13). Welk een trouwe
zorg heeft God toch voor de zijnen. Hij waakt er nauwkeurig over dat de
verzoeking geen enkel ogenblik ons draagvermogen te boven gaat. In Mal. 3:3
staat: 'Hij zal zitten, het zilver smeltend en reinigend'. De zilversmid staat
er niet onverschillig bij te kijken, hij zit er met zijn volle aandacht bij als
het zilver gelouterd wordt, want het zuiveringsproces mag geen moment te lang
duren. Zo houdt onze trouwe Vader voortdurend zijn oog op ons gericht in de
beproeving. Hij zit klaar om met de verzoeking ook de uitkomst te geven. Daar
moeten we aan denken, dat God uitkomst schenkt op het juiste ogenblik. Hij is
getrouw en zal nooit een te zware last te dragen geven.
Geliefde broeder of zuster in de beproeving, wees er zeker van dat God trouw is in zijn liefde voor u.
Als g' in nood gezeten geen uitkomst ziet,
Wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet.
Vrees toch geen nood; 's Heren trouw is groot!
Ons leven als christen wordt gekenmerkt door het jagen naar heiligheid, zonder welke niemand de Heer zien zal (Hebr. 12:14). Door het werk van Christus zijn we geheiligd, maar dit moet nu in de praktijk zichtbaar worden. God wil dat de gelovige in het geheel van zijn mens-zijn geheiligd zij: naar geest, ziel en lichaam. Daartoe heeft Hij ons geroepen. Als bij ons elk verlangen naar heiligheid zou ontbreken, zullen we nooit komen tot het aanschouwen van de Heer. Hoe verheven, maar ook hoe ernstig is onze roeping. Wanneer we dit bedenken, zouden we moedeloos kunnen verzuchten: dat haal ik nooit. Maar op dit vers: 'De God nu van de vrede zelf heilige u geheel en al; en geheel uw geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard bij de komst van onze Heer Jezus Christus', volgt dan: 'Hij die u roept, is getrouw: Hij zal het ook doen' (1 Thess. 5 : 24). Zo wordt onze blik gericht op Hem die getrouw is. Op de weg van de heiligmaking vinden we in onszelf niets dat ons kan bemoedigen, maar de trouw van de Heer staat gereed om ons op de goede weg te helpen en te houden. Hij zal het ook doen! Dat wil niet zeggen dat ik er geen hand meer naar uit hoef te steken, maar het betekent dat ik de Heer laat werken in alle dingen van het leven. Zijn trouw brengt tot stand wat we zelf onmogelijk kunnen.
Nimmer is zijn trouw bezweken
ze is gebleken,
als het u onmooglijk scheen.
De gelovige wordt ook tot dienst geroepen.
Daarbij worden plannen gemaakt, maar soms vallen onze voornemens anders uit. Ook
Paulus kende dat. De Korinthiërs konden misschien denken dat er
lichtvaardigheid was bij hem, dat ja en nee bij de apostel wel eens door elkaar
liepen. Hierover sprekend, zegt hij dan opeens: 'Maar God is getrouw, dat
ons woord tot u niet is ja en neen' (2 Kor. 1 : 18). Uit de dienst van de
apostel, uit het woord dat hij verkondigd had, bleek niet zijn trouw, maar de
trouw van God. Er was geen onzekerheid, geen geven met de ene hand en weer nemen
met de andere, geen ja en nee tegelijk. Hij predikte Jezus Christus, de waarheid
van God, het ja van God. Hoe konden hij en zijn medewerkers hun dienst doen met
zoveel overtuiging en zekerheid? Alleen door de trouw van God. Een kostbare
bemoediging voor ons allen! leder heeft een zekere dienst te verrichten, hoe
gering dan ook. En die kunnen we slechts uitoefenen omdat God getrouw is. Laten
we daarop steunen, en niet op onze kennis of ervaring. Als we dienen in het
besef van Gods trouw, is dat een bijzondere aansporing tot meerdere trouw van
onze kant!
't Is de Heer, die uit de hoge
ziet wie op zijn bijstand wacht,
en aan elk die Hem verbeidt,
trouwe houdt in eeuwigheid.
Zijn wij altijd trouw?
Wie zou dat durven beweren van zichzelf? Met Daniël kunnen ook wij belijdenis
doen van 'de ontrouw die wij jegens U hebben gepleegd' (9 : 7). Hoe handelt God
in zo'n geval jegens ons? Wij lezen in 2 Tim. 2:13: 'Als wij ontrouw zijn: Hij
blijft trouw, want zichzelf kan Hij niet verloochenen'. Het is zeker waar
dat onze ontrouw de trouw van de Heer nooit teniet kan doen. Maar de vermelding
van zijn trouw is hier helemaal geen troostvolle belofte. Er is geen belofte
voor de christenen die een verkeerde weg opgaat. Deze tekst zegt juist dat God
Zichzelf gelijk blijft. Hij kan nooit anders doen dan Hij is. Als wij een
zondige weg inslaan, blijft God trouw aan zijn wezen dat heiligheid is, en dus
kan Hij niet met ons meegaan. We staan alleen op die verkeerde weg en het is
juist trouw van de Heer dat Hij ons laat ervaren wat het is om zonder Hem te
wandelen. Wat komt er van ons terecht als we door onze ontrouw de trouwe
vaderhand loslaten? Dat moet er ons toe brengen om ons zo spoedig mogelijk te
bekeren (dat is: omkeren) en terug te keren tot het punt waar we de Heer
verlaten hebben. Gods trouw heeft ook deze ernstige kant, dat Hij ons aan
onszelf moet overlaten als wij van Hem afwijken. Laat het bij ieder van ons een
voornemen van het hart zijn om bij de Heer te blijven (Hand. 11:23).
De vaak moeilijke weg van de gelovige is geen eindeloze, uitzichtloze weg. Daar is een belofte gegeven van in zijn rust in te gaan. De Heer Jezus heeft beloofd: Ik kom weer en zal u tot mij nemen, opdat ook gij zijn moogt waar Ik ben. Mochten we dit toch geen ogenblik vergeten!
En zeker moeten we geen moment luisteren naar de spot in de laatste dagen: waar blijft de belofte van zijn komst? (2 Petr. 3:4). Daarom is de opwekking uit Hebr. 10:23 voor onze tijd zeer aktueel. 'Laten wij de belijdenis van de hoop onwankelbaar vasthouden, (want Hij die beloofd heeft, is getrouw)'. De christelijke wereld rekent over het algemeen steeds meer met een koninkrijk Gods, een hemel op aarde, door de inspanningen van de mens. Des te meer moeten wij onwankelbaar vasthouden aan de heerlijke toekomstbeloften van de Heer Zelf. Als Paulus over de komst van de Heer spreekt, is het ook door het woord van de Heer (1 Thess. 4 : 15). Ook wij kunnen wel eens zuchten: waarom komt de Heer nog niet? Wat een troost dat Hij die dit beloofd heeft, trouw is! De waarde van een belofte hangt helemaal af van de betrouwbaarheid van de persoon. Deze belofte van een eeuwig-bij-Hem zijn, van hemelse heerlijkheid en rust, is gegeven door de Heer, door de God die niet liegen kan. Wij kunnen Hem volkomen op zijn Woord vertrouwen. Hierin heeft Sara ons een prachtig voorbeeld gegeven. Zij ontving een belofte en dan lezen we van haar (terwijl het lachen van Gen. 18 niet meer genoemd wordt) in Hebr. 11 : 11, dat zij Hem trouw achtte, die het beloofd had. Hij is trouw, maar de vraag is of wij Hem trouw achten. Hij zal komen naar zijn belofte en wij zullen voor altijd met de Heer zijn. Aan de belijdenis van deze welgelukzalige hoop houden wij onwankelbaar vast, want Bij is getrouw!
U, Jezus zij de lof;
U, die op onze weg uw trouw en liefde toont,
en met het volle heil er 't einde van bekroont.
Als we dit alles samenvatten, zien we:
GOD IS GETROUW
in de gemeenschap
om te vergeven en te reinigen
om te versterken en te bewaren
om uitkomst te geven
om ons te heiligen
in verband met onze dienst
tegenover onze ontrouw
om de belofte te vervullen
Groot is uw trouw!
Zou ik U, o God, niet zingen,
zou ik U mijn dank niet biên,
daar Gij mij in alle dingen
Uwe vadertrouw doet zien?