En dat de anderen oordelen

 

J. VAN DER BIJL

 

In de ,,Bode" no. 9 werd op blz. 137 hierover gezegd dat wij niet te oordelen hebben over de vorm van de toespraak, zelfs niet of de broeder wel door de Geest geleid wordt. Oordelen is: onderscheiden of wat er gezegd wordt in overeenstemming is met de Schrift.
Dit toetsen aan het Woord van God is zeer belangrijk, om te verhinderen dat er dwaalleer binnensluipt. De gemeente is de pilaar en grondslag van de waarheid (1 Tim. 3 : 15) en moet dus waken over de gezonde leer. Deze waakzaamheid mag zelfs in geen enkele samenkomst verslappen. Als bijv. een broeder in de eredienst bidt: ,,Heer Jezus, Gij werdt van de Vader verlaten", dan moet deze onschriftuurlijke uitdrukking direct verbannen worden om te voorkomen dat anderen hem overnemen en dat hij tenslotte in zou burgeren en zelfs tot valse leer zou leiden. Natuurlijk moeten de anderen vooral bij de bediening van het Woord acht geven op de leer, want in dit verband staat deze vermaning tot oordelen in 1 Kor. 14. Elke spreker weet hoe licht hij ,,in woorden struikelt" (Jak. 3 : 2) en te goeder trouw toch onjuiste dingen kan zeggen. Waar iets gezegd wordt, dat niet naar Gods gedachten is, is de gemeente dus geroepen om dit te corrigeren.

 

Maar gaat het ,,oordelen" nog niet een stap verder?

In 1 Kor. 14 wordt sterk de nadruk gelegd op de stichting van de gemeente, zie de verzen 3, 4, 5, 12, 17, 26. Dit laatste vers roept de broeders op alles te laten gebeuren tot stichting, en dat houdt in dat het onstichtelijke geweerd moet worden. Helaas hebben we het allen wel meegemaakt, dat er wel gesproken werd, maar niet ,,als uit kracht die God verleent" (1 Petrus 4 : 11). De broeder die opstond, hoorde graag zijn eigen stem en diende zichzelf, maar niet de anderen. Of er werd gepraat om de tijd vol te maken. Iemand verviel in eindeloze herhalingen, een ander was bezig met zijn persoonlijke ervaringen, een derde vertelde graag verhaaltjes, waardoor de hoorders niet gediend maar vermoeid werden. Meer dan eens werd er niet gelet op ,,een ander die daar zit", zodat de vergadering niet die boodschap ontving die de Heer haar door die andere broeder wilde geven, omdat de eerste niet zweeg. Zelfs is het wel gebeurd dat een broeder de dienst des Woords misbruikte om een persoonlijke aanval te doen op een andere broeder.

Moeten we niet met schaamte voor God belijden dat deze dingen maar al te vaak voorgekomen zijn in ons midden? Meerderen zijn hierdoor teleurgesteld en weggegaan om elders een goede ,,preek" te horen. Anderen vinden er een excuus in om de middagdienst maar te verzuimen.

Natuurlijk is dit volkomen fout, maar we zijn er niet mee klaar met dit te constateren en dan rustig verder te gaan of er niets aan de hand is. Wij hebben er op toe te zien dat de vergadering stichting ontvangt en misstanden, zoals hierboven gesignaleerd, te veroordelen. Het is een opdracht: laat alle dingen gebeuren tot stichting.

In alle genoemde gevallen is er geen sprake van verkeerde leer. Uit dat oogpunt is er niets te oordelen. Maar dat betekent niet dat de gemeente alles maar gelaten moet verdragen zolang de waarheid niet aangetast wordt. De anderen oordelen ook of de twee of drie profeten de vergadering gesticht hebben. En als dat niet het geval is, moet men zich met die broeder(s) bezig houden en er in liefde op wijzen dat de dienst niet opbouwend was. Naar ik meen heeft Darby eens ongeveer dit gezegd: ,,Het zou wel vreemd zijn als de gemeente de enige plaats was waar het vlees zou mogen werken". Het is wel duidelijk dat zeker in de gemeentelijke samenkomst geen plaats mag zijn voor werking van eigenwil en het eigen ,,ik". De beoordeling hiervan mag niet aan een enkele persoon overgelaten worden (die een zeker vooroordeel zou kunnen hebben), maar dient door het geheel te geschieden. Als allen éénstemmig een bepaalde dienst afkeuren, rust het gezag bij de plaatselijke vergadering om te vermanen en desnoods een onvruchtbare dienst aan banden te leggen. Een broeder die meent door zijn dienst een zeker gezag over de vergadering te hebben en zich weinig of niet stoort aan de mening van de broeders, moet eens de woorden van de Heer lezen: ,,Want wie is groter, die aanligt of die dient? Is het niet die aanligt? Maar ik ben in het midden van u als een die dient". (Luk. 22 : 27).

 

Van buitenstaanders hebben we soms wel eens de volgende typering gehoord: ,,Bij jullie in de vergadering mag iedereen wat zeggen, hè?" Dat is het nu juist niet! Geen van ons moest het ooit wagen om in Gods tegenwoordigheid zijn mond open te doen, zonder dat de Heilige Geest het eerst in zijn hart gewerkt heeft. En de plaatselijke openbaring van de gemeente van God moet voor ons zo'n heilige plaats zijn, dat we er met eerbiedige naijver over waken ,,dat iemand maar wat zegt". Hier is alleen maar ruimte voor ,,de uitspraken van God".
En als er bij ons veel aan mankeert, dan ligt de schuld zeker niet alleen bij de broeders die gewoonlijk spreken, maar bij ons allen. Ieder van ons moet zich voortdurend stellen onder de leiding van Gods Geest, niet slechts in het samenzijn. maar evenzeer in de week, als de Geest ons wil bezig houden met de Heer Jezus en het Woord. Dan zal de Heer in onze bijeenkomst om het Woord zeker iets hebben voor allen. Maar het moet van Hem komen! En we moeten weigeren wat van de mens is. In plaats van dit laatste te accepteren, kunnen we veel beter in verootmoediging voor de Heer op de knieën gaan om Hem onze armoede te belijden.