1 . Satan (tegenstander) (zie Job. 1 : 6 enz.).
2. Duivel (lasteraar of verzoeker) (zie Matth. 4 : 1 enz.).
3. Verzoeker (zie Matth. 4 : 3; 1 Thess. 3 : 5).
4. Beëlzebul (zie Matth. 12 : 24; Mark. 3 : 22; Luk. 11 : 15 enz.).
5. Draak en grote draak (zie Openb. 12 : 9).
6. Oude slang (zie Openb. 20 : 2).
7. Overste van deze wereld (zie Joh. 12 : 31; 14 : 30; 16 : 11).
8. God van deze eeuw (zie 2 Kor. 4 : 4).
9. Overste van de macht der lucht (Efeze 2 : 2).
10. Belial (de nietswaardige) (zie 2 Kor. 6 : 15).
11. Brullende leeuw (zie 1 Petr. 5 : 8).
12. Engel des lichts (zie 2 Kor. 11 : 14).
13. Aanklager van de broeders (zie Openb. 12 : 10).
14. Mensenmoorder (zie Joh. 8 : 44).
15. Vader der leugen (zie Joh. 8 : 44).
16. De boze (zie Matth. 6 : 1 3 enz.).
P. G. V.
Voorgaande |