C.J.V. te S. vraagt: Wat zijn de poorten der hel? (Matth. 16 : 18).
Antwoord:
Voordat we iets gaan zeggen van "de poorten", is het misschien goed om te citeren wat in de voorrede van de Voorhoeve-vertaling van het nieuwe testament wordt gezegd van het woord "hel":
"De statenvertaling heeft twee verschillende woorden "hades" en "gehenna", beide door "hel" vertaald. Nu is de "gehenna", de plaats van de toekomstige pijn (ook wel genoemd de poel des vuurs), geheel iets anders dan de "hades", de plaats waar de zielen van de mensen na de dood heengaan. In de "hades" kan zowel vreugde als smart zijn. De rijke man en Lazarus waren beiden in de "hades". In de "gehenna" is slechts pijn. Ook de ziel van Jezus was in de "hades" (Hand. 2 :27). Het gedeelte van de "hades", waarin de zielen van de gelovigen zijn, wordt door de Heer het "paradijs" genoemd".
In werkelijkheid heeft de Heer dus gesproken over "de poorten van de hades" of wel "van het dodenrijk". In de Schrift wordt over de poort of poorten op verschillende manieren gesproken. Een poort was de toegang tot een ommuurde stad of tot een huis. Verder lezen we ook dat in de poorten recht werd gesproken en dat dáár ook de gezagsdragers van de stad vergaderden om recht of gezag uit te oefenen. Als de Heer dus zegt, dat de poorten van de hades zijn gemeente, die Hij bouwen zou, niet zullen overweldigen, dan heeft Hij daarmee aangeduid, dat er geen macht, ook niet die van de dood die in de hades binnenvoert, in staat is om de gemeente te vernietigen. Zijn gemeente is immers gegrondvest op de rotssteen, Christus, de Zoon van de levende God.
In de toekomst zal de hades leeg zijn. De doden in Christus zullen volgens 1 Thess. 4 : 16 opstaan en hun zielen zullen het paradijs verlaten om in een opgewekt en verheerlijkt lichaam, samen met de dan nog op aarde levende gelovigen, de Heer tegemoet te gaan in de lucht, om zo voor altijd met Hem te zijn. Later, ná het duizendjarig rijk, zullen ook de lichamen van de gestorven ongelovigen worden opgewekt Hun zielen zullen dan de hades (voor hen de plaats van pijn) verlaten, om voor de grote witte troon geoordeeld te worden. Hun vreselijk einde zal zijn, dat ze worden geworpen in de poel des vuurs. Dit zal geschieden tegelijk met de dood en de hades, die ook in de poel des vuurs geworpen zullen worden (zie Openb. 20 : 11-15; Joh. 5 : 29).
Dezelfde vraagt: Waar staat in het oude testament wat de Heer volgens Matth. 12 : 5 gezegd heeft?
Antwoord:
Dat de priesters op de sabbat in de tempel deze dag ontheiligden en onschuldig waren, staat niet met dezelfde woorden in het oude testament. Wel blijkt uit verschillende plaatsen dat de priesters op de sabbat in de tempel dienstwerk verrichtten en dus de sabbatsrust hebben verbroken. Dit wordt door de Heer genoemd: "de sabbat ontheiligen". In dit verband zou ik willen verwijzen naar 1 Kron. 9 :32, waar met nadruk wordt gezegd, dat de Kehatieten tot taak hadden om op elke sabbat het toonbrood neer te leggen. Voorts naar Num. 28 : 9, 10 en 2 Kron. 23 : 4, 8. Uit deze en nog andere schriftplaatsen zijn de woorden van de Heer zeer goed te verklaren.
Dezelfde vraagt: Als we aannemen dat Saul verloren is gegaan, hoe moeten we dan verklaren wat in 1 Sam. 28 : 19 staat: "morgen zult gij bij mij zijn"?
Antwoord:
Hiervoor zou ik de vragensteller willen verwijzen naar het antwoord op de eerste vraag. In het dodenrijk, waar Samuël was, was ook een plaats der pijn. Morgen zou Saul ook in het dodenrijk zijn. Maar omdat hij verloren was, zou het zijn in de plaats der pijn. Tussen Samuël en hem zou dan een grote kloof zijn (Zie Luk. 16 :26).
H. Z.