De naam van Apollos wordt in de bijbel voor de eerste keer genoemd in Hand. 18 :24-26. Uitdrukkelijk wordt er daarbij vermeld, dat hij, hoewel hij een Griekse naam droeg, een jood was, geboren in en afkomstig uit Alexandrië. Deze stad lag in Egypte, in 331 v. Chr. gesticht door Alexander de Grote en naar hemzelf genoemd. In de bloeitijd van het Romeinse rijk was het de tweede stad van dit rijk, met een zeer gevarieerde bevolking, waaronder ook tamelijk veel joden. Bekend is wel, dat in Alexandrië het oude testament uit het Hebreeuws in het Grieks is vertaald, de zgn. "Septuaginta" of "vertaling der zeventigen", hetgeen gebeurde in de jaren 285-246 v. Chr. Deze vertaling, die geheel door joodse geleerden tot stand werd gebracht, wijst er reeds op, dat in Alexandrië de ontwikkeling van de joden, in het algemeen genomen, op hoog peil stond. Velen van hen hadden de oudtestamentische Schriften grondig bestudeerd.
Apollos is waarschijnlijk in deze "school" opgevoed en onderwezen. De aanduiding in Hand. 18 : 24: "een welsprekend man", schijnt ook vertaald te kunnen worden met "een geleerd man". In elk geval was hij, volgens dezelfde tekst, "machtig in de Schriften".
Op de een of andere wijze, hoe en waar wordt niet medegedeeld, had hij kennis gekregen van de doop van Johannes. Hierin ligt vrijwel zeker opgesloten, dat hij ook zelf gedoopt was met de "doop der bekering tot vergeving van zonden". Ook was Apollos niet onbekend met "de dingen aangaande Jezus". Hij zal rechtstreeks van Johannes, of door middel van diens discipelen, hebben gehoord van het spoedig optreden van de Messias. Door zijn studie van het oude testament wist Apollos dat de Christus komen zou, en toen Johannes de doper diens komst aankondigde, heeft hij dit geloofd en aanvaard.
Kennelijk heeft hij echter weinig of niets geweten van de openlijke dienst, de prediking en het lijden en sterven van de Heer Jezus. Zijn onkunde hiervan blijkt duidelijk uit Hand. 18 :25.
Evenals zoveel oudtestamentische gelovigen, die de belofte van de Messias verwachtten, was Apollos een wedergeboren mens. Onbekendheid betreffende de persoon van de Heer Jezus, na zijn komst op aarde, was daarvoor geen beletsel.
Omstreeks het jaar 54, toen Paulus kort tevoren zijn derde zendingsreis vanuit Antiochië begonnen was, kwam Apollos te Efeze. Welke aanleiding er was voor dit bezoek aan deze, stad, wordt niet medegedeeld.
Evenals Paulus gewoon was dit te doen, zocht hij allereerst de synagoge op, om daar aan de samengekomen joden uit de Schriften (het oude testament), onderwijs te geven. Uit de bizonderheden, die daarover in Hand. 18 worden meegedeeld, blijkt dat hij:
a. een welsprekend of geleerd man was,
b. vurig van geest was,
c. een leraar was,
d. met alle vrijmoedigheid sprak.
Onder zijn gehoor waren ook Aquila en Priscilla, die Paulus, ongetwijfeld door de voorzienige besturing van God, in Efeze had achtergelaten, toen hij op zijn tweede zendingsreis deze stad bezocht had. Deze eenvoudige tentenmakers van beroep beluisterden direct dat aan de prediking van Apollos iets ontbrak en zij schroomden niet daarover met de geleerde, Alexandriër te spreken. Apollos wees dit onderricht niet met een hooghartig gebaar van de hand. Hij toonde een nederige gezindheid en was, als een "pas geboren kind, zeer begerig naar de onvervalste redelijke, melk" (1 Petr. 2 : 2).
Dat het onderwijs bij Apollos vrucht heeft gedragen, blijkt in Hand. 18 uit twee dingen. Hij werd aan de gemeente toegevoegd, want de gelovigen in Efeze konden hem een aanbevelingsbrief meegeven, toen hij het plan had naar Achaje te reizen. Daar heeft Apollos voornamelijk in Korinthe zijn dienst uitgeoefend en is hij door de genade de gelovigen tot veel nut geweest. Niet van zijn geleerdheid, welsprekendheid, kennis van de Schriften of van zijn vurige geest wordt daarbij melding gemaakt, maar alleen van de genade, die hij ontvangen had en waardoor hij nu geleid werd. Dat stemt helemaal overeen met hetgeen op andere plaatsen in de Schrift wordt gezegd. "Wij hebben verschillende genadegaven, naar de genade, die ons gegeven is" (Rom. 12 : 6) zonder dat intellekt of natuurlijke kwaliteiten daarbij in het geding worden gebracht. Alleen de "maat van het geloof" kan bij het uitoefenen van deze genadegaven een rol spelen. Vanzelfsprekend kunnen verstand en ontwikkeling door de Heer gebruikt worden als we ze gevangen geven aan de Heer en ze niet in de plaats stellen van de werking van zijn Geest.
Zijn dienst in Achaje verrichtte Apollos op twee verschillende terreinen: hij was de gelovigen van veel dienst en de joden bewees hij door de Schriften, dat Jezus de Christus is.
In het boek "de Handelingen" wordt verder gezwegen over het leven en de dienst van Apollos. Wel lezen we daarvan iets in de brieven van Paulus, nl. in de eerste brief aan de Korinthiërs en in de brief aan Titus.
Uit de eerste hoofdstukken van 1 Korinthe kunnen we de conclusie trekken, dat Apollos in deze gemeente een zeer grote invloed heeft gehad. Hij wordt in één adem genoemd met Paulus en Petrus (1 Kor. 1 : 12), als de apostel de Korinthiërs verwijt, dat zij zich, door vorming van partijen, naar namen van mensen noemden. Er blijkt uit voornoemd vers, dat er in de gemeente te Korinthe mensen waren, die aan Apollos de voorkeur gaven boven apostelen als Paulus en Petrus. Dit bewijst wel, dat Apollos een zeer bekwaam leraar moet zijn geweest, door wiens welsprekendheid en geleerdheid velen werden geïmponeerd. Zelfs zo, dat zij hem een hogere plaats gaven dan aan de apostel Paulus. Dat Apollos in Korinthe zulk een invloed kreeg, leidt tot de conclusie, dat hij er geruime tijd heeft gewerkt.
In Hand. 19 : 1 lezen wij voor het eerst van Apollos' aanwezigheid in Korinthe. Dit was betrekkelijk aan het begin van de derde zendingsreis van Paulus, dus aan het eind van het jaar 54 of aan het begin van het jaar 55. Terwijl Apollos in Korinthe was, arriveerde Paulus in Efeze, waar hij minstens 2 jaar achter elkaar gebleven is (Hand. 19 : 10). De eerste brief aan de Korinthiërs heeft Paulus, in het voorjaar van 57, vanuit Efeze geschreven (1 Kor. 16 : 8). Toen Paulus deze brief schreef, was Apollos kort tevoren bij hem geweest (1 Kor. 16 : 12) en deze was dus in 57 niet meer in Korinthe. Paulus had graag gezien, dat Apollos met Timotheüs en Erastus mee was gegaan, om opnieuw Korinthe te bezoeken. Gezien deze aandrang van Paulus, is het niet waarschijnlijk dat Apollos toen kort voor die tijd Korinthe heeft verlaten. We kunnen dus wel aannemen dat Apollos niet langer dan 1½ of 2 jaar in Korinthe heeft gewerkt.
Of Apollos voor de tweede keer een bezoek aan Korinthe heeft gebracht, wordt in de Schrift niet medegedeeld. In zijn tweede brief aan de Korinthiërs, die ongeveer een half jaar na de eerste brief geschreven werd, waarschijnlijk eveneens vanuit Efeze, heeft Paulus de naam van Apollos niet meer genoemd.
Van de verdere dienst van Apollos weten we alleen iets uit de korte mededeling in Titus 3 : 13. Daaruit blijkt dat hij ook Kreta heeft bezocht. De brief aan Titus is geschreven in het jaar 64, dus 7 jaar na die aan de Korinthiërs. We mogen wel aannemen, dat Apollos al die jaren voor de Heer werkzaam is geweest, zodat hij minstens 10 jaren (van 54-64) in de dienst des Heren gearbeid heeft.
Hierover verschaffen de mededelingen in de eerste brief aan de Korinthiërs ons het meeste licht.
Evenmin als Barnabas, was Apollos door de dienst van Paulus tot het geloof in de Heer Jezus gebracht. In tegenstelling met Barnabas en andere medearbeiders van Paulus, heeft Apollos in geen enkele gemeente tegelijk met de grote apostel der heidenen gepredikt en gearbeid. Apollos is telkens en overal geheel zelfstandig opgetreden. Zelfs toen Paulus, met zijn apostolisch gezag, er bij Apollos op aandrong om nogmaals naar Korinthe te gaan, wees deze dit zeer beslist af (1 Kor. 16 : 12). Waarom? Het is heel goed mogelijk, dat Apollos niet naar Korinthe wilde gaan, omdat hij de schijn wilde vermijden, dat hij daardoor de partijschappen, waartegen Paulus in zijn eerste brief zo ernstig waarschuwde, nieuw leven zou inblazen en daardoor de tegenstand, die bij sommige Korinthiërs tegen Paulus bestond, zou versterken.
Anderzijds bewijst dit dringend beroep van Paulus op Apollos, dat hij diens werk zeer waardeerde en volledig vertrouwen had in zijn persoon.
Voor zover de Schrift dit vermeldt, heeft Apollos nergens door zijn dienst een gemeente gesticht. Hij heeft alleen die plaatsen bezocht, waar door de prediking van Paulus reeds een gemeente bestond (Efeze - Korinthe - Kreta). Paulus had het fondament gelegd, Apollos had er op verder gebouwd (1 Kor. 3 : 10). Paulus had geplant, Apollos had de aldus ontstane vrucht begoten (1 Kor. 3 : 6).
Er was echter geen sprake van enige naijver tussen beide mannen. Paulus erkende Apollos als een dienstknecht van de Heer (1 Kor. 3 : 5), als een medearbeider van God (1 Kor. 3 : 9), als rentmeester van de verborgenheden Gods (1 Kor. 4 : l), als broeder (1 Kor. 16 : 12). Hij stelde Apollos aan de Korinthiërs ten voorbeeld wat zijn nederigheid betreft (1 Kor. 4 : 6).
Ook het feit, dat Paulus vele jaren later aan Titus opdracht gaf om speciaal zorg te besteden aan Apollos (Tit. 3 : 13), wijst op een onverminderde waardering voor diens persoon en werk.
Hoewel Paulus uitdrukkelijk vaststelde: "in Christus Jezus heb ik u door het evangelie verwekt" (1 Kor. 4 : 15), was de gemeente in Korinthe niet alleen door de dienst van Paulus opgebouwd, maar ook door de arbeid van Apollos.
Er was wel verschil in de gaven, die de Heer aan beide mannen gegeven had (1 Kor. 3 :5b), en op grond daarvan zou ook ieder zijn eigen loon ontvangen, naar zijn eigen arbeid (1 Kor. 3 : 8b). Paulus heeft zijn eigen dienst nergens hoger gewaardeerd dan die van Apollos, maar deze juist op één lijn met zichzelf gesteld (1 Kor. 3 : 8a). Zo hebben Paulus en Apollos, op verschillende tijden, geijverd voor dezelfde zaak, in dienst van dezelfde Heer, met verschillende gaven, maar met hetzelfde doel.
Dat er in Korinthe gelovigen waren, die Apollos tot hoofd van hun "partij" hadden uitgeroepen, was zeker niet omdat deze dit gestimuleerd had. Dan zou Paulus zeker, toen hij de Korinthiërs hierover berispte, op een andere wijze over Apollos geschreven hebben.
Wel mogen we aannemen, dat de wijze waarop beide mannen het Woord predikten, de Korinthiërs ertoe bracht aan de één de voorkeur te geven boven de ander.
In 1 Kor. 2 : 1-5 stelde Paulus, dat hij van meet af aan zich had voorgenomen niets anders aan de Korinthiërs te prediken, dan Jezus Christus en die gekruisigd. Van een schitterende woordkeus, een betoog waardoor zijn wijsheid zou uitkomen, wilde hij niets weten, hoewel hij zowel tot het een als tot het ander in staat was, zoals blijkt uit zijn rede op de Areopagus (Hand. 17 : 16-34).
Apollos, als de geleerde en welsprekende Alexandriër, zal daarentegen zijn prediking hebben verricht in welgekozen bewoordingen, waardoor hij een deel van de Korinthiërs aan zich verplichtte, terwijl zij de rede van Paulus verachtelijk vonden (2 Kor. 10 : 10).
Het is zeer goed mogelijk, dat Paulus in 1 Kor. 2 : 1-5 mede op dit onderscheid tussen hem en Apollos zinspeelde.
Gelukkig was het niet zo, dat Apollos door zijn geleerdheid is afgeweken van een juiste prediking van het evangelie. Hij heeft het Woord der waarheid recht gesneden, anders zou Paulus daarover zeker een opmerking hebben gemaakt.
H. M.