Het vijfde offer dat in het eerste bijbelboek genoemd wordt, vinden we in het bekende hoofdstuk 22. Het offer van Isaäk is reeds in vele artikelen van de "Bode" aan de orde geweest. Dit bewijst op zichzelf reeds, hoezeer dit offer tot onze harten spreekt. We zullen er in dit artikel dan ook niet uitvoerig op ingaan. Wel willen we enkele opmerkingen wijden aan de samenhang met onze vorige artikelen. Deze geschiedenis vormt wel een prachtig sluitstuk van de reeks offers in Genesis. We wezen er in de inleiding reeds op, dat God langs een weg van evolutie zijn gedachten ontwikkelt voor het menselijk bevattingsvermogen. Genesis 22 levert daarvan een sprekend bewijs.
Vatten we het geheel overzichtelijk samen, dan ontstaat het volgende schema:
Adam werd gehuld in de bewijzen van de dood van een ander. Zo kunnen wij slechts voor God leven op grond van de dood van een ander.
God gaf dan ook over Abels gave getuigenis.
Abels offer spreekt van de onschuld, zondeloosheid en volmaaktheid van deze ander, van Jezus Christus.Noachs offer toont ons o.a. dat dit offer in de eerste plaats van grote waarde en betekenis is voor God. Tevens, dat er voor de mens niets te doen overblijft. Voorts, dat het offer, of "de ander", niet slechts schuldeloos, zondeloos en volmaakt, maar ook geheel rein, en derhalve van andere dan menselijke en natuurlijke oorsprong is.
Abrahams dierenoffer toont deze zaken alle veel uitvoeriger en wijst op het brandoffer, het zondoffer en het schuldoffer, dat door "de ander" zou worden gebracht.
Tevens leert het ons, dat het grote goed, dat ons in het offer is gegeven, ook een bizondere eerbied en bizondere verantwoordelijkheid met zich mede brengt.Het laatste offer openbaart ons tenslotte de werkelijkheid. Hier wordt ons getoond, wie "de ander", zijn zou. Genesis 22 levert ons een machtige illustratie van tal van bijbelteksten en toont ons wat er leeft in het hart van God en in het hart van de Heer Jezus.
Werd Abrahams zoon gespaard, Romeinen 8 :31 zegt ons:
"Hij, die ook zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?"
In Genesis 22 vinden we een zekere parallel met de woorden, die ons ervan spreken, dat God alzo lief de wereld heeft gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, in zoverre, dat alle zinvolle schaduwbeelden, zoals deze ons in de oud-testamentische offers worden gegeven, toch nooit halen bij de volle werkelijkheid, die ons in het nieuwe testament wordt medegedeeld.
Anderzijds werpen de zinnebeeldige voorstellingen uit het oude testament toch dikwijls een zeer verhelderend licht op de waarheden van het nieuwe. Zij zijn zeer wel in staat ons inzicht in de nieuw testamentische werkelijkheden te verdiepen.
Er bestaat bij het bestuderen van de dingen, zoals we dat in deze artikelenreeks hebben gedaan, altijd een zeker gevaar, dat we uitsluitend blijven stilstaan bij de technische kant van de zaak. In het bizonder is dat het geval met de studie van de offers in het oude testament.
Ongetwijfeld heeft de Heilige Geest dit gevaar onderkend. Is het niet daarom, dat de geïnspireerde schrijver ons met Gen. 22 vanuit het dierenrijk verplaatst naar de menselijke verhoudingen? Gods waarheden zijn waarheden voor het hart en niet allereerst voor het hoofd. Meer nog dan bij de beschrijving van de dierenoffers, begint daardoor dit verhaal voor ons te leven.
We willen deze beschouwing beëindigen met te wijzen op de uitdrukking:
"En die beiden gingen tezamen".
Onze offers hebben ons getoond, hoe het in Gods hart was een nieuwe grondslag te leggen voor een herstel van de verloren gegane verbinding tussen de mens en zijn Schepper. Tevens hebben zij ons getoond, hoe het in het hart van de Heer Jezus leefde om de wil van de Vader te doen. Voorts leveren zij ons het bewijs, hoe de Heilige Geest van dit alles getuigt.
God de Vader en God de Zoon werken tezamen aan de uitvoering van het grote verlossingsplan. De heerlijke resultaten daarvan, zowel als de diepere betekenissen van het werk van Christus en de "grote werken" Gods, worden ons thans door de Heilige Geest medegedeeld.
"O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en onnaspeurlijk zijn wegen! Want wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven en het zal hem vergolden worden? Want uit Hem, en door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen" (Rom. 11 : 33-36).
J. Ph. F.
![]() |