Het eeuwige leven

I

In Johannes 10 : 10 zegt de Heer Jezus: "Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben, en het overvloedig hebben". Hiermede bedoelt de Heer niet alleen het leven op aarde, hoewel wij als de zijnen ook nu reeds overvloed mogen genieten, maar het ziet vooral op het eeuwige leven. Wij weten van de mens dat hij moet sterven, zolang de Heer niet gekomen is om degenen die Hem kennen of gekend hebben, levenden en doden, over te plaatsen in de eeuwige heerlijkheid.

De mens als schepsel Gods

Dagelijks ervaren we dat er bij de mens niets volmaakts te vinden is, doch alleen zwakheid en nietigheid. Als we denken aan het oneindige heelal overvalt ons een huivering.

Wat betekent het stukje aarde met haar geschiedenis temidden van het heelal met zijn ontelbare planeten? En wat betekent temidden van de geschiedenis der aarde, de mens in zijn bestaan van enige duizenden jaren? Als uit een onuitputtelijke bron komen de volkeren te voorschijn, om dan menigmaal na een kort bestaan van enkele eeuwen te verdwijnen. Wat betekent een klein leven met zijn zeventig, soms tachtig jaren? Heeft het eigenlijk wel betekenis? Nee, zegt ons de grote wereld. Ja, zegt het Woord van God, zegt de Schepper van al deze zonnen en volkeren, uw Schepper!

De geweldige sterrenwereld, waarvoor men huivert, is niet de eigenlijke wereld. Het leven van de volkeren, met hun voor- en tegenspoed, is niet het werkelijke leven. Dit alles is slechts de oppervlakte. Daarachter schuilt het andere leven, dat door Jezus Christus is geopenbaard. Het is het deel van allen die door Hem zijn verlost. Het zal in zijn volle glorie gezien worden in de opstanding. Dit andere leven is het eeuwige leven.

Het eeuwige leven

Dit is niet een voortzetting van het aardse leven. Dat zou allicht een hel zijn. Het eeuwige leven is een geheel ander, een Goddelijk - niet wereldlijk - een volkomen - niet aards -, een waarachtig leven, niet iets vergankelijks.

Wij kunnen ons eigenlijk geen voorstelling maken van het eeuwige leven. Wat wij ons voorstellen, is altijd een aards, vergankelijk leven. behorende bij deze wereld. Wij zouden niets van een eeuwig leven weten, als het ons niet in Christus Jezus geopenbaard was. In Hem ontdekken wij, dat wij voor dit eeuwige leven geschapen zijn.

De zin van het eeuwige leven

Wat is dan dit eeuwige leven? Heeft het zin hierover te denken, als we het ons toch niet kunnen voorstellen?

Het eeuwige leven is het leven bij God, in God, uit God. Het leven in volkomen gemeenschap met Hem. Het leven buiten alles wat met de zonde of de dood in betrekking staat, en daarom ook zonder leed, smart, angst en nood. Deze wetenschap is reeds voldoende om er ons in te verheugen, want dit leven hebben allen ontvangen die wedergeboren zijn. Als dit eeuwige leven niet bestond, dan was het aardse leven zinloos, zonder doel of betekenis. Het eindigde dan in niets, en wat in niets eindigt, is zelf niets. Dat het niet met dit "niets" eindigt, maar dat ons een eeuwige heerlijkheid wacht, is de blijde boodschap van Jezus Christus. Hij is in deze duistere wereld gekomen om ons deze belofte te geven als een licht. Een gelovige is een mens die de zekerheid heeft het eeuwige leven te bezitten door en in Jezus Christus.

Waartoe leven wij!

Hierop kunnen we verschillende antwoorden geven. Het gaat in de wereld om macht, bezit, eer, vooruitgang, kultuur enz. Dit zijn echter geen goede idealen. Als het alleen om deze dingen zou gaan, dan gaat het om niets, omdat deze dingen toch op niets uitlopen. Het juiste antwoord op deze vraag is: in dit leven gaat het om het eeuwige leven. Om zulk een hoge inzet wordt de teerling geworpen. De vraag is nu maar, hoe dit eeuwige leven ons deel kan worden. De rijke jongeling vroeg:

"Goede Meester, wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve?"

Het antwoord luidde:

"Gij weet de geboden" (Mark. 10: 19).

Een ander stelde de vraag:

"Wat moet ik doen om behouden te worden?" (Hand. 16: 30).

Aan deze vrager werd geantwoord: "Geloof in de Heer Jezus en gij zult behouden worden". Hier moeten we niet vragen welk antwoord juist is, maar welke vraag is de juiste. Het gaat er om een kind van God te worden en dat wordt men niet door doen, maar door bekering en geloof. Belijdt iemand voor God zijn schuld, dan is hij op de goede weg. Doet hij dit duizendmaal zonder te geloven, dan komt hij niet verder.

Toch zijn er helaas velen die zo doen. Daarom is het van het grootste belang dat men gelooft. God verwacht dit van ons. Het is moeilijk als we op onszelf zien, want wij hebben het zo erg gemaakt. Het is gemakkelijk als we op Jezus zien. Wij hebben het met Hém zo erg gemaakt. Er zijn mensen die werkelijk menen, dat zij maar steeds God moeten bidden om het eeuwige leven. Zij doen dit soms met grote ernst, doch komen op deze wijze niet verder.

Bezit voor het heden

In Johannes 17 : 3 zegt de Heiland wat het eeuwige leven is:

"Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt".

In het voorgaande vers had Hij gezegd, dat Hij dit leven aan al de zijnen zou geven. Johannes 5 : 24 sluit hierbij aan. Het eeuwige leven is Christus Zelf; Christus die de Vader heeft geopenbaard. In Hem is het eeuwige leven tot ons gekomen. Als dit niet zo was, zouden wij niet gelukkig kunnen zijn, doch steeds in vrees moeten leven.

In Johannes 5 lezen we dat de Joden zich ergeren, omdat Jezus zei, dat God zijn eigen Vader was en Zichzelf God gelijk maakte (vs. 18). In vers 24 van dit hoofdstuk noemt de Heer drie dingen, die voortvloeien uit de woorden: "Wie mijn woord hoort, en gelooft Hem, die Mij gezonden heeft":

1. die heeft het eeuwige leven

2. die komt niet in het oordeel

3. die is uit de dood overgegaan in het leven.

Het is van belang op te merken dat de Heer Jezus niet zegt: "gelooft in Hem die Mij gezonden heeft". De Joden geloofden in God, maar dat kon hen niet redden. Het gaat er hier om, te geloven dat God, de Vader, Jezus gezonden heeft. Als we alleen in God geloven, Moeten we erkennen dat we door God geoordeeld zullen worden. Wie HEM gelooft, die Jezus gezonden heeft, en het Woord van de Heiland hoort, die heeft het eeuwige leven. Hij komt niet in het oordeel, want hij bezit dat leven, waaraan niet één zonde zich kan verbinden. Hij is uit de dood overgegaan in het leven, omdat de Heiland in zijn plaats in het oordeel is geweest.

B.L.