In onze artikelenreeks komen we nu aan een hoogst aktueel onderwerp. We vragen uw aandacht voor de twee uitdrukkingen in Genesis 15 : 10, 11: "het gevogelte deelde hij niet" en: "de roofvogels … joeg Abraham weg".
We willen beginnen met de eerstgenoemde, dus met
Zoals in een vorig artikel werd aangetoond, spreken de vogels in Genesis 15 van de hemelse afkomst van de Heer Jezus. In het licht van het nieuwe testament weten we wat dit in werkelijkheid betekent. Hij was de Zoon van God, de tweede in de Goddelijke drieëenheid. Uit o.a. Johannes 1 : 1 weten we dat de Heer Jezus God was.
Op twee manieren wordt nu de persoon van de Heer Jezus in onze tegenwoordige wereld aangevallen en van zijn luister beroofd.
a. Mensen, die te hoogmoedig zijn om te buigen voor de verklaring van de bijbel, dat wij slechts "ten dele" of "stuksgewijs" kunnen kennen, trachten door te dringen in het niet nader door God geopenbaarde heilsgeheim, dat
"Het Woord vlees is geworden en onder ons heeft gewoond".
In de loop der jaren hebben velen hun onreine vingers uitgestrekt, om te proberen een zaak te gaan uitpluizen, zó heilig en zó verheven, dat God het geheim ervan tot in alle eeuwigheid voor Zichzelf bewaart.
Geen wonder, dat dit zielige gepluis (ik weet er geen betere kwalifikatie voor), de meest heilloze en verwoestende gevolgen heeft gehad, zowel voor de dwaalleraars zelf, als voor hun volgelingen en het christelijk getuigenis in de wereld.
Zelfs in een tijdschrift dat circuleert onder gelovigen, werd een jaar of wat geleden uitvoerig gehandeld over de vraag: "In hoeverre of in welk opzicht was de Heer Jezus mens en in welk opzicht was Hij God?"
De schrijver aarzelde niet, daarbij een komplete kiemcel theorie over de geboorte van de Heer Jezus te ontwikkelen. We zullen u de godslasterlijke uitdrukkingen en conclusies maar besparen. Het is al erg genoeg, dat veler gedachten erdoor vergiftigd zijn geworden.
Laten we genoegen nemen met wat de Schrift openbaart:
"Ongetwijfeld, de verborgenheid der godzaligheid is groot. God is geopenbaard in het vlees, gerechtvaardigd in de Geest, gezien door de engelen, gepredikt onder de volken, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid" (1 Tim. 3:16).
Hoeden we er ons voor de grootheid van deze verborgenheid te verkleinen, door ze pasklaar te maken voor ons bekrompen verstand en onze aardse gevoelens.
Abraham was nog niet bekend met deze verborgenheid, maar toch gaf hij ons een groot voorbeeld en een wijze les: "HET GEVOGELTE DEELDE HIJ NIET".
b. Geestelijke machten vergrijpen zich aan het werk en de persoon van Christus. Daarvan spreekt de volgende zinsnede.
Behalve door mensen, vaak gelovigen, die trachten door te dringen op een terrein waarvoor wij geen bevoegdheid hebben, wordt het werk van Christus belaagd door geestelijke machten.
Reeds eerder zagen we, dat de "vogelen des hemels" in de bijbel symbolen zijn voor wezens van andere dan aardse oorsprong. De roofvogels spreken dan ook wel van de "geestelijke machten der boosheid in de hemelse gewesten". Pertinent wordt ons in het nieuwe testament gezegd, dat wij niet te strijden hebben tegen vlees en bloed, maar tegen de
"Wereldbeheersers dezer duisternis" (Zie Ef. 6 : 12).
Men behoeft slechts kennis te nemen van de talloze theologische geschriften: van de leringen die op universiteiten aan aanstaande predikanten worden voorgeschoteld; van de "stromingen en modaliteiten" in de christenheid; ja zelfs van de psalmen- en gezangberijmingen en de geestelijke liederen, die bij velen in gebruik zijn, om tot de ontdekking te komen, dat deze strijd meer dan ooit geboden is. Naar het woord van de Heer is de christenheid geworden tot een boom (Matth. 13 : 22). Niet minder waar is het, dat "de vogelen des hemels" nestelen in zijn takken.
Het behoeft niemand te verwonderen dat de demonen evengoed christenen en zelfs vooraanstaande theologen tot hun werktuigen maken, als dat zij dit doen met dwaalleraars en drijvers van sekten, zoals de Mormonen en de Jehova's getuigen.
Allemaal lopen we in dit opzicht gevaren. Niemand minder dan Petrus was op een zeker ogenblik het slachtoffer van een "roofvogel". Zijn motieven waren zo goed, zijn bedoelingen zuiver, toen hij tot de Heer zei: "Dit zal u geenszins geschieden, Heer" (Matth. 16 : 22). Maar hier sprak de Heer over zijn offerwerk, en onmiddellijk kwamen de roofvogels in het geweer. De Heer, die niet te rade ging met menselijke gevoelens, zoals Petrus, maar in alles beproefde wat de goede en welbehagelijke wil van God was, onderscheidde onmiddellijk deze aanval. Het antwoord luidde:
"Ga weg achter mij, Satan, gij zijt mij een ergenis, want gij bedenkt niet de dingen van God, maar de dingen van de mensen" (Matth. 16:23).
Nog altijd is Satan met zijn demonen actief. ja, tegenwoordig actiever dan ooit.
Niet tevreden met het feit, dat zij eenmaal God naar de kroon gestoken hebben, in een poging om aan de "Allerhoogste gelijk te worden", zoeken zij nu de eer te roven van Hem, die aan het kruis moest verklaren:
"Wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven" (Vergelijk Ps. 69:5 met Fil. 2:6).
De activiteit van deze roofvogels strekt zich uit over het gehele christelijke erf.
Na de laatste wereldoorlog kan van een enorme activiteit gesproken worden. Vele goede en juiste dingen worden opgemerkt, geschreven, ingevoerd en uitgevoerd.
Kerkordeningen worden gewijzigd, psalm- en gezangberijmingen ingevoerd, leerstellingen en dogma's gepropageerd of opnieuw onder de loep genomen, organisaties opgericht enz.
Maar toch - de roofvogels houden een waakzaam oog op al deze activiteit en als zij een kans zien, slaan zij hun slag.
En waar zijn de mannen en vrouwen, die een op de Schrift gefundeerd protest laten horen, tegen alle beweringen, zinsneden en dichterlijke ontboezemingen, tegen alle ordeningen en "artikelen", waarin tekort gedaan wordt aan de persoon en het offerwerk van onze Heer?
Staan we niet mede schuldig aan een grote laksheid op dit terrein? Heerst niet vaak het gevoel: "het is niet in onze kring, dus wat hebben we er mee te maken?" Is dat wel zo zeker: "niet in onze kring"??? Waar blijft de "geloofsverdediging", ook in de Bode? In de vorige eeuw waren talrijke broeders, vooral in Engeland, actief op dit terrein. Heeft God u soms daarin een bepaalde taak gegeven? De redaktie van dit blad zal gaarne plaatsruimte voor u ter beschikking stellen, als God u hiervoor gaven schonk.
"Wedersta de duivel, en hij zal van u vlieden".
Laten we toch allen ook in dit opzicht, naar de gaven die God ons erin gegeven heeft, het voorbeeld van Abraham, de "vader der gelovigen" navolgen, toen van hem geschreven werd:
"EN DE ROOFVOGELS JOEG ABRAM WEG".
Uiteraard is hiermede Gen. 15 allerminst uitgeput, maar we moeten hier onze beschouwing over Abrams dierenoffer beëindigen. In een slotartikel willen we dan schrijven over het laatste en grootste offer in het boek Genesis.
J. Ph. F.