GIJ EN UW HUIS

I

 

Het huis van God

In de Schrift is onder meer sprake van twee huizen, nl. het huis van God en het huis van de dienstknecht van God. Beide nemen ze in het Woord van God een belangrijke plaats in. God hecht een grote waarde aan zijn huis. We zouden haast zeggen, vanzelfsprekend, want het gaat daarin om zijn waarheid, zijn eer, zijn wezen en heerlijkheid. Hij wil dat iets van hetgeen Hij is, zal afschijnen op alles wat Hem toebehoort.

Het huis van God moet dan ook zeker een heilig, geestelijk, rein en hemels huis zijn, in overeenstemming met zijn persoon. Al deze eigenschappen moeten daarin niet alleen theoretisch, maar ook praktisch gevonden worden. En de praktische toestand wordt mede bepaald door de wandel van hen, die er een deel van uitmaken. De bovengenoemde beginselen betreffende het huis van God, zullen door velen ten volle worden onderschreven.

 

Het huis van de dienstknecht

In verhouding zijn er echter maar weinig gelovigen die dezelfde waarde toekennen aan de beginselen, die het huis van de dienstknecht van God moeten kenmerken. En toch, als iemand de vraag zou stellen welk huis, na het huis Gods, het belangrijkste is, zou men niet anders kunnen antwoorden dan: het huis van de dienstknecht van God.

Met het woord "dienstknecht" denk ik niet aan een bepaalde klasse van christenen, met uitsluiting van anderen. Nee, het gaat mij om alle ware kinderen van God, maar gezien in hun verantwoordelijkheid voor al hun daden. Als zodanig staan zij op één lijn met de gelovigen uit het oude testament. Al wat hun overkwam, dient voor ons tot waarschuwing en lering.

Enkele plaatsen uit de Schrift wil ik aanhalen. Daarin wordt duidelijk getoond wat de gedachten van God zijn over het huis van de zijnen.

Noachs huis

Toen de goddeloosheid van de wereld vóór de zondvloed tot haar hoogste top gestegen was en God op het punt stond zijn oordelen te doen gaan over de gehele aarde, zei Hij tegen Noach:

"Ga in de ark, gij en geheel uw huis, want u heb Ik in dit geslacht voor mijn aangezicht rechtvaardig bevonden" (Gen. 2 : l).

We willen nu niet stilstaan bij de persoon van Noach als type van Christus, maar als dienstknecht van God. Dat bracht voorrechten mee, maar gaf ook verantwoordelijkheid voor hem ten opzichte van zijn gezin.

Wie enigszins de wegen van God kent, zal volmondig erkennen dat het voor God onmogelijk is, enerzijds grote betekenis te hechten aan zijn huis en anderzijds de waarde van het huis van zijn dienstknecht gering te achten. Dat zou in strijd zijn met het wezen van God. Hij is onveranderlijk.

Gen. 7 : 1 is het begin van een reeks teksten, die het bewijs leveren welk een waarde God hecht aan de woorden: "gij en uw huis". Noach en zijn huisgezin waren onafscheidelijk aan elkaar verbonden. God maakte aan Noach geen heil bekend, waaraan zijn huis geen deel zou hebben. Dezelfde ark, die voor Noach geopend werd, stond ook open voor de zijnen. Waarom? Omdat zij ook getrouw waren? Nee, maar omdat Noach trouw was en zij met hem verbonden waren. God gaf hem een vrijgeleide voor zichzelf en voor zijn gezin. Daarin zie ik het grondbeginsel dat men, onder welke omstandigheden ook, een mens niet mag scheiden van zijn gezin.

Hiermee ontken ik natuurlijk niet de noodzakelijkheid dat alle kinderen van gelovige ouders wedergeboren moeten zijn, om een kind van God te worden. Genade is geen erfgoed. Ik wil alleen maar aanvoeren dat de gelovige vader ten opzichte van de opvoeding van zijn kinderen op God kan rekenen, maar dat hij ook verantwoordelijk is ze voor God op te voeden (Efeze 6 : 4).

Ook in het huis van God vinden we zegen of voorrecht en verantwoordelijkheid naast elkaar. Als het gaat om het huis van de dienstknecht van God, is dit niet anders.

Abraham en zijn huis

De tweede plaats waar we dit beginsel vinden, is in Gen. 18 : 17, 18:

"En de Here dacht: Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen? Want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des Heren zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de Here aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft".

Hier vinden we niet de zaak van behoudenis, zoals bij Noach, maar gemeenschap met de gedachten en raadsbesluiten van God. Het is voor elke gelovige huisvader belangrijk om op te merken en ter harte te nemen, dat, toen God een mens zocht aan wie Hij zijn geheimen kon openbaren, Hij iemand koos, die zich bewust was van zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn gezin.

Als er één zaak is waarin de christenen meer dan in iets anders tekort geschoten zijn, dan is het wel in hun roeping hun kinderen en hun huis te bevelen de Heer te dienen. Wanneer zij gelet hadden op de wegen van God met betrekking tot zijn huis, zouden zij gezien hebben dat God daarin steeds in gerechtigheid gehandeld heeft. Hij heeft zijn heilig gezag op vaste grondslagen gelegd en onverkort gehandhaafd. De psalmist zegt hiervan:

"De heiligheid is uw huis tot sieraad, o Here, tot in lengte van dagen" (Psalm 93 . 5).

De dienstknecht behoort zijn Heer steeds tot voorbeeld te nemen en bij het besturen van zijn huis dus dezelfde maatstaven aan te leggen. Als ik ook maar op één punt door mijn handelwijze van God afwijk, ben ik op de verkeerde weg.

Maar God regeert niet alleen zijn huis, Hij heeft het ook lief. Hij prijst en vereert allen die Hem daarin navolgen, door hun zijn vertrouwen te schenken. Dat zien we in de geschiedenis van Abraham. Een mens die aan zijn kinderen en zijn huis beveelt, opdat zij de Here, dienen, is het vertrouwen van God waard. Ik hoop dat deze bizondere waarheid tot het geweten van menig christelijk ouder-paar zal spreken. Velen van ons zullen bij het lezen van Gen. 18 : 19 zich voor God moeten verootmoedigen en hun nalatigheid en ontrouw in dit opzicht voor Hem moeten belijden.

Hoe komt het dat wij nalatig geweest zijn in de grote verantwoordelijkheid die wij hebben bij het besturen van onze huizen? Het enige antwoord op deze vraag is mijns inziens, dat wij niet door het geloof hebben verwezenlijkt het grote voorrecht dat onze gezinnen bezitten, die een gelovige huisvader hebben.

 

Voorrecht en verantwoordelijkheid

Deze beide beginselen, die in het voorgaande reeds zijn gememoreerd, vinden we zo duidelijk voorgesteld in Gen. 7 : 1 en in hoofdstuk 18 : 19. Bij Noach en zijn huis vinden we de woorden "gij en uw huis" in verbinding met de trouw van de dienstknecht in zijn getuigenis voor God; bij Abraham in betrekking tot het besturen van zijn huis. Dat is wel van belang om op te merken. Als iemand het geloof ontbreekt om zich het voorrecht toe te eigenen, zal hij ook de geestelijke kracht missen om ten opzichte van zijn verantwoordelijkheid trouw te zijn. God beschouwt het huis van de christen als een deel van Hem. De mens kan deze verbinding niet ontkennen, noch in beginsel, noch in zijn praktische gevolgen. Doet hij dit toch, dan moet hij een ontzettende schade lijden en zet hij het getuigenis, dat hij van Christus moet afleggen, op het spel.

Voor het geweten van gelovige ouders komt nu de vraag: Verlaten wij ons, wat ons gezin betreft, op God? En ook: besturen wij ons huis voor God? Dit zijn inderdaad belangrijke vragen en het is twijfelachtig of wij wel ooit de grote betekenis en ernst daarvan gevoelen.

(C.H. Mackintosh schreef reeds meer dan 100 jaren geleden over dit onderwerp. De brochure werd vertaald en in jaargang 1 van de Bode opgenomen. Dit artikel en de volgende zijn een vrije bewerking van hetgeen C.H.M. schreef) H.M.