De man, die Israël zondigen deed

(slot)

 

Terugkeer

Onwillekeurig dringt zich de vraag op, of Jerobeams maatregel ook inderdaad succes heeft gehad. Waren al die nuttigheidsredeneringen wel zo nuttig. Hadden ze allemaal wel het gewenste resultaat?

We zullen het zien. Daarvoor moeten we het tweede boek der Kronieken onderzoeken. Vanaf hoofdstuk 11 vinden we het verslag van Rehabeams regering. De eerste drie jaar diende Rehabeam de Heer. In vers 13 lezen we dan:

"De priesters en de Levieten echter uit geheel Israël voegden zich uit hun gehele gebied bij hem, want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezittingen en gingen naar Judea en Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen het hun onmogelijk maakten voor de Here het priesterambt te bekleden".

Jerobeams maatregel had dus ten opzichte van hen die God wilden dienen, het tegenovergestelde effect, als hij wilde bereiken. Deze priesters gingen weg tengevolge van Jerobeams maatregelen. Zij wilden de Here het priesterambt bedienen en Jerobeam maakte hun dat onmogelijk. Dikwijls wordt ons verweten, dat we de kerk hebben verlaten, dat we de verdeeldheid nog groter hebben gemaakt, terwijl men vergeet, dat wij moesten gaan, wilden we het priesterambt, dat elke gelovige heeft, kunnen bedienen. En deze priesters gingen niet naar Egypte, Syrië of waar dan ook, neen, ze gingen naar Jeruzalem en Judéa, waar de Heer zijn naam vanouds gevestigd had. Zo ook hebben wij, die door Gods genade alleen in de naam des Heren vergaderd mogen zijn, niet een nieuwe groep of sekte of kerk gesticht, maar we zijn uitgegaan tot de plaats waar God zijn naam gevestigd heeft.

 

Een klein aantal

Niet alleen de priesters verlieten Israël, de gewone Israëlieten volgden dit goede voorbeeld:

"Na hen zijn uit al de stammen van Israël zij die hun hart erop gezet hadden de Here, de God van Israël, te zoeken, te Jeruzalem gekomen, om de Here, de God hunner vaderen te offeren. Zij versterkten het koninkrijk Juda en waren gedurende drie jaren een krachtige steun voor Rehabeam" (vs. 16, 17).

Goed voorgaan doet goed volgen, zegt men. En dat is zo. Denk slechts aan Daniël. Hij nam in zijn hart voor zich niet te verontreinigen en het gevolg was, dat de drie vrienden zich achter hem schaarden. Niet allen hebben de kapaciteiten om een leider te wezen, maar goede volgelingen zijn evengoed nodig als moedige en getrouwe voorgangers. Deze Israëlieten waren gaan overleggen wat hun te doen stond. Hun hart had zich echter gesteld op de dienst van de Heer en het gevolg was, dat ze een goed besluit namen. Ongetwijfeld heeft het hun hartzeer gekost, om het erfdeel der vaderen te verlaten. Menige traan zal weggepinkt zijn, maar ze gingen. De dienst van God woog hun zwaarder dan het verlies van huis en haard. Een prachtig voorbeeld van geloofsmoed gaven deze mensen! En zo zien we dat Jerobeam zijn doel juist niet bereikte. In plaats van de Israëlieten aan hun land en koning te binden door zijn slim bedachte middelen, joeg hij ze het land uit. Dat wil zeggen, hij joeg de getrouwen weg, zij, die God wilden dienen. Zij lieten zich door de schijn van zijn offerdienst en feest niet verblinden. We moeten echter wel bedenken, dat Jerobeams list wel succes had bij de rest van het volk. De massa hield hij in zijn greep. Als blinde schapen volgden ze gewillig de valse herder. Het moet ons nooit verwonderen, dat ook in onze dagen de massa een andere weg gaat. Het moet ons nooit ontmoedigen, dat er maar enkelen zijn, die uit "Israël tot Juda" overgaan. De bijbel geeft ons geen enkele reden om op grote getallen ons vertrouwen te bouwen. Laten we echter God prijzen voor de enkelen, ook nu, wie de ogen opengaan voor de afwijkingen in het belijdend christendom en die het besluit nemen uit te trekken en zich te voegen bij hen, die de Heer willen dienen op de grondslag van de Schrift. Op de massa hield Jerobeam zijn greep, en zijn invloed was zo sterk, dat kort vóór de wegvoering van de tien stammen, deze nog niets hadden geleerd. Toen Hizkia boden tot hen zond om met de Judeërs het pascha te vieren en zich te verootmoedigen, opdat God de gevangenen zou terugvoeren, belachten en bespotten ze de boden. Slechts een enkeling verootmoedigde zich (2 Kron. 30 : 10, 11). Ook ons zullen spot en hoon niet bespaard blijven als we in een tijd van verval terugkeren tot het Woord van God, om in gehoorzaamheid te doen wat de Heer van ons vraagt.

 

Niet bekeerd

De Heer heeft Jerobeam echter niet zijn gang laten gaan, zonder een enkele waarschuwing. Toen Jerobeam klaar stond om op het altaar te Bethel te offeren, kwam de profeet uit Juda en profeteerde tegen het altaar. Nadat Jerobeam zich tegen de profeet keerde, werd zijn arm verlamd en het altaar in tweeën gespleten. Op duidelijke wijze sprak God tegen de koning. Toch bekeerde hij zich niet. De uitnodiging aan de profeet en de wens hem een geschenk te geven, was geen bekering.

Trouwens we lezen in 1 Kon. 13 :33:

"Na deze gebeurtenis bekeerde Jerobeam zich niet van zijn kwade weg, maar hij stelde opnieuw uit alle kringen van het volk priesters aan voor de hoogten".

Daarna sprak God nog één keer tot Jerobeam, toen zijn zoon Abia ziek werd. Dit was de enige zoon, in wie iets goed voor de Heer gevonden werd. We weten dat de andere zonen meededen aan de kalverdienst (2 Kron. 11 : 14).

God nam deze jongen tot Zich, voordat het vonnis aan Jerobeams huis voltrokken werd. Niet de profeet uit Juda, maar Ahia heeft Jerobeam, nadat hij de eerste waarschuwing van de hand gewezen had, het oordeel over zijn huis aangezegd. Onwillekeurig denkt men aan Openb. 2 :21: "Ik heb haar tijd gegeven opdat zij zich bekere en zij wil zich van haar hoererij niet bekeren". Ook de andere zes brieven uit Openb. 2 en 3, die ons profetisch de toestand van Gods gemeente schilderen, geven ons hetzelfde beeld. Wat de mens betreft: afwijking. Wat God betreft: oproep tot bekering. Wat de massa aangaat: volharding in het kwaad, zodat het oordeel komen moet. We lezen ook van "overigen", al zijn het dan slechts "weinige namen", die zich niet bevlekt hebben. Dat we toch van deze geschiedenis mogen leren, eenvoudig te luisteren naar Gods Woord en de weg des Heren te bewandelen. Hij doet nooit beschaamd uitkomen wie op hem vertrouwt. En laten we bovenal waakzaam zijn voor de redeneringen van het verstand, die ons zo licht op een dwaalspoor brengen.

J. G. F.