EEN SCHAT IN DE HEMEL

 

Zijn we ons wel bewust van hoe grote betekenis deze woorden zijn? Vele mensen spannen zich in om een schat op aarde te bemachtigen. Het is te zwak om te zeggen dat er een hemelsbreed verschil bestaat tussen deze twee begrippen. Men kan wel aardse schatten met elkaar vergelijken, maar geen hemelse schatten met aardse.

In Mattheüs 6 : 19-21 waarschuwt de Heiland ervoor, dat we ons géén schatten op de aarde zullen vergaren, die aan bederf en verlies onderhevig zijn. Hij moedigt ons juist aan schatten te vergaren in de hemel, die onvergankelijk zijn. Wat denken we hier weinig aan. Hoe spannen we ons menigmaal in om het eerste te doen, waardoor vanzelf het tweede in het gedrang komt.

in Lukas 12 : 20 en 21 vinden we aan het eind van de gelijkenis, die de Heer daar uitspreekt, ook een ernstige waarschuwing: " ... en wat gij bereid hebt, wiens zal het zijn?"

 

Waar is ons hart?

Ons hart is dáár, waar onze schat is. Dit kunnen we niet in twijfel trekken, want de Heiland heeft het Zelf gezegd. Wij bevinden ons op een gevaarlijk terrein. In de wereld wordt aan het vergaren van schatten veel aandacht geschonken. Het is te hopen dat wij, gelovigen, ons door dit streven niet laten meeslepen.

We moeten ons bewust zijn, dat het vergaren van schatten een list is die de duivel gebruikt, omdat hij wel weet hierdoor veel zielen te kunnen vangen.

Er zijn veel mensen die behoren tot de rijken van de aarde, terwijl ze toch diep te beklagen zijn. Dikwijls moet men constateren dat zij niet genieten van datgene wat zij hun bezit noemen, omdat het geld hen bezit. Men zou ze beter arm kunnen noemen dan rijk.

In de gelijkenis van Lukas 12 : 16-21 spreekt de Heer over de man die veel voorspoed had gehad. De mensen hebben hem allicht aangezien voor een verstandig mens, God noemt hem dwaas.

Er schuilt een zeer groot gevaar in de waardering die de mensen voor iemand hebben. Als degenen wier vermogen overvloedig toeneemt, steeds "verstandige mensen" worden genoemd, dan moet men wel heel waakzaam zijn.

 

Rijk in God.

Rijk in God is iemand die zich schatten vergaart in de hemelen. Veel mensen leggen zich schatten weg voor de oude dag. Het is de vraag of zij oud worden, en ook, of de schatten hun waarde behouden. Wat is het een zegen dat we ons schatten in de hemelen kunnen vergaren, waar geen verderf kan plaats vinden en ook geen waardevermindering. We kunnen ons voorstellen dat het een grote teleurstelling is voor iemand, die zijn vergaarde schatten meent te kunnen gaan gebruiken, als hij tot de ontdekking komt dat ze er niet meer zijn of dat ze veel van hun waarde hebben verloren.

De schatten die we in de hemelen vergaard hebben, geven ons hier op aarde reeds veel vreugde. We behoeven ons geen zorgen te maken of ze er nog wel zijn, als we daar aankomen. We zullen er dan het volle genot van hebben. De Heer Zelf is de bewaarder van deze schatten, en Hij is ook degene die er óns voor zal bewaren.

Hij is onze grootste schat, maar daarbij blijft het niet.

 

Hoe kunnen we ons schatten vergaren in de hemel?

Tot de rijke overste zegt de Heer, dat hem maar één ding ontbreekt; hij moet alles wat hij heeft verkopen en het onder de armen verdelen. Dan zal hij een schat hebben in de hemel. Bovendien zegt de Heer nog: "kom herwaarts, volg mij".

Hij heeft dit niet gedaan, maar hij werd zeer bedroefd en ging weg. Zijn vele bezittingen maakten hem niet gelukkig. Wat hij ermee gedaan heeft, wordt ons niet verteld. Wie weet hoe het hem geestelijk gegaan is? Uit hetgeen ons gezegd wordt, moeten we wel constateren dat hij met zijn vele bezittingen arm was. Zonder het vooruitzicht een schat in de hemel te hebben, verliet hij de Heer.

In Markus 10 :21 lezen we: "En Jezus, hem aanziende, had hem lief". Dit is een bizonder woord en misschien mogen we hieruit afleiden, dat het later nog met hem in orde is gekomen.

De eis die de Heer aan deze jongeman stelde, stelt Hij niet aan iedereen. Als dit zo was, zou de Heer dit wel geleerd hebben gedurende zijn omwandeling. Bij de rijke overste zag Hij dat deze aan zijn geld hing. In 1 Korinthe 16 zegt Paulus, dat een iegelijk op elke eerste dag der week iets bij zichzelf weglegge, verzamelende naardat hij welvaart heeft.

Bovendien zou het voor iemand, die naar menselijke begrippen arm is, een grote teleurstelling zijn, als wij ons alleen door financiële opofferingen een schat konden wegleggen in de hemel. Dit kan op talloze manieren. Paulus behoorde niet tot de rijken der aarde. Hij spreekt in 1 Kor. 9 :25 van een onvergankelijke kroon. In Fil. 4 : 1 noemt hij de heiligen daar: "Mijn zeer gewenste broeders, mijn blijdschap en kroon!" In 1 Thess. 2 : 19 en 20 spreekt hij op dergelijke wijze van de gelovigen in deze gemeente.

We kunnen door onze dienst, door het geven van onze tijd, door het geven van troost en raad, ons schatten in de hemel vergaren.

 

Waar is onze schat?

Ik wil er nog eens met nadruk de aandacht op vestigen dat de Heer Zelf spreekt van de mogelijkheid dat we een schat kunnen hebben in de hemel. Straks loopt het met ons ten einde. Zal God dan tot ons moeten zeggen: "hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?"

Deze woorden zijn nu even goed van kracht als tweeduizend jaar geleden. We weten wel dat we niets meer aan onze aardse schatten hebben, als we van deze aarde moeten scheiden, maar dénken we er genoeg aan? Zijn onze aardse bezittingen voor ons een schat? Dan is bij onze dood het ogenblik aangebroken dat we er voorgoed afscheid van moeten nemen, menigmaal zonder dat we weten wie het na ons nemen zal.

Stellen we daar tegenover het bewustzijn dat we een schat in de hemel hebben. Dan zal het ons geen moeite kosten om afscheid te nemen van alles wat de Heer ons hier heeft toevertrouwd, maar het zal onze vreugde vermeerderen, als we dáár een schat vinden die ons deel zal zijn tot in alle eeuwigheid. Dat is nog iets anders dan alleen de wetenschap dat we door Christus verlost zijn uit de macht van Satan. God geve dat we meer ingesteld zijn op datgene wat eeuwigheidswaarde heeft en wat niet in de eerste plaats zal strekken tot roem of eer van onszelf, maar van Hem die recht op ons heeft, omdat Hij ons met zijn kostbaar bloed gekocht heeft.

 

B. L.