Dit is het eerste deel van een artikel dat voorkwam in jaargang 1 van de "Bode". De tekst is geheel ongewijzigd gelaten, zelfs wat de spelling betreft. De schrijver is niet bekend.
De beginselen der waarheid, welke in het 12e hoofdstuk van Lukas zijn aangegeven, hebben een zeer ernstig, alles doordringend karakter, en hunne praktische strekking is juist in eenen tijd als de onze van het grootste gewigt. Bij het licht dezer waarheid, gelijk het ons hier tegenstraalt, kan geene vleeschelijke of wereldsche gezindheid bestaan; zij moet daarbij geheel verdwijnen. - Wanneer men ons naar den korten en hoofdzakelijken inhoud van dit schoone hoofdstuk vroeg, dan zouden wij antwoorden: "Het is eene beschouwing van den tijd in het licht der eeuwigheid." - De Heer heeft blijkbaar het voornemen, Zijne discipelen door deze beschouwing in het licht van gindsche wereld te verplaatsen, waar alles eene volkomene tegenstelling met de tegenwoordige vormt, ten einde Hij hunne harten onder den gezegenden invloed der onzigtbare dingen, en hun leven onder de magt en het gezag der hemelsche beginselen zou brengen. Dit was het liefderijke oogmerk van den goddelijken Meester; en Hij legt hier ten grondslag Zijner leering deze waarschuwende en tevens krachtige woorden: "Wacht u zelven voor den zuurdeesem der farizeën, welke is geveinsdheid!" - Er mag geene onreine begeerte in de ziel zijn; de geheimste gedachte moet blootgelegd worden; ja, het is noodzakelijk, dat wij de reine stralen van het hemelsche licht in de diepste diepten van onzen zedelijken toestand laten doordringen. Voor dit licht kan geene tegenspraak bestaan tusschen het verborgen oordeel der ziel en de uitwendige wijze van uitdrukking, tusschen de rigting des levens en de belijdenis der lippen. Met één woord, wij hebben behoefte aan de gave van een "opregt en goed hart" om uit deze heerlijke voorstelling der praktische waarheid het regte nut te trekken.
Wij zijn zoo zeer geneigd bekende waarheden met onverschilligheid en koude toestemming aan te hooren, en geven gewoonlijk aan onderhoudende bespiegelingen over zekere uitdrukkingen der Schrift, leerpunten of vragen over de profetie den voorrang, dewijl wij hiertoe geneigdheid kunnen hebben in verbinding met iedere soort van wereldsgezindheid, van hebzuchtige begeerten en zelfbevrediging. Deze gewigtige beginselen der waarheid, die wij in dit hoofdstuk vinden, treffen met hunne groote verhevenheid en vernietigende kracht het geweten; en wie anders zou dit kunnen dragen, dan alleen hij, die zich door de genade van den zuurdeesem der farizeën, welke geveinsheid is, zoekt te zuiveren? Deze zuurdeesem heeft in zijne uiterlijke gedaante een schoon karakter, vertoont zich in de meest verschillende vormen en is daarom des te gevaarlijker. Waar die zich ook bevindt, veroorzaakt hij inderdaad een wezenlijken en onoverkomelijken hinderpaal voor de ziel om in de proefondervindelijke kennis en praktische heiligmaking te kunnen voortgaan. Indien ik niet mijne geheele ziel voor de werking der goddelijke waarheid open stel; indien ik nog éénen hoek voor haar licht verberg; indien ik nog iets voor mij wensch te behouden; indien ik op eene onredelijke wijze de waarheid met mijn eigen standpunt en gedrag zoek overeen te brengen of hare scherpte van mijn geweten af te keeren; - dan ben ik zonder twijfel met den zuurdeesem der geveinsdheid bezoedeld, en mijn opwassen naar het beeld van Christus is eene zedelijke onmogelijkheid. Hoe noodzakelijk is het derhalve voor elken discipel van Christus acht te geven, dat er zich niets van dezen verderfelijken zuurdeesem in de verborgene schuilplaatsen zijns harten bevindt. Laat ons trachten door de genade Gods hem verre van ons te houden, ten einde wij in alle omstandigheden kunnen zeggen: "Spreek, Heer! want uw knecht hoort."
De geveinsdheid is echter niet alleen regtstreeks tegen allen geestelijken vooruitgang, maar zij mist ook geheel en al het doel, hetwelk zij zich heeft voorgesteld; "want er is niets bedekt, dat niet zal ontdekt worden, en verborgen dat niet zal geweten worden" (vs. 2). Voor den regterstoel van Christus zal ieder mensch geopenbaard, en iedere gedachte aan het licht gebragt worden. Wat nu de waarheid wil bewerken, zal dan het gerigt doen. Iedere mate van geveinsdheid zal door het licht, hetwelk van dezen regterstoel van Christus afstraalt, ontmaskerd worden, en niets zal aan dat licht kunnen ontgaan. Dan zal alles naar de werkelijkheid zijn, ofschoon er nu zoo veel bedrog bestaat. Dan zal alles met den ware naam bestempeld worden, hoe het nu ook genoemd worde.