De rechterstoel en de gelovige

 

(Slot)

 

In het eerste artikel over dit onderwerp hebben we getracht de hoofdgedachten weer te geven. Nu willen we de aandacht vestigen op enkele bijzonderheden.

 

"Rechterstoel Gods" en "rechterstoel van Christus"

Het onderscheid tussen deze beide uitdrukkingen is niet groot, want Christus is ook de waarachtige God. Toch is in het Woord van God niets onbelangrijk, dus ook niet dit onderscheid in de wijze van uitdrukken.

In Rom. 14 wordt gesproken over het gedrag van de gelovigen onderling in hun betrekking tot elkaar; over het verachten van de zwakken door de sterken en het oordelen van de sterken door de zwakken. Voor God is deze onderlinge critiek niet alleen zonder betekenis, maar zelfs geheel verkeerd. Als Paulus daarover schrijft wijst hij er op, dat wij op onszelf acht moeten geven, omdat elk van ons voor zichzelf voor Gods rechterstoel rekenschap zal moeten geven.

De nadruk valt hier dus op het openbaar worden van de enkeling, en het Gode rekenschap geven.

 

In 2 Kor. 5 staat op de voorgrond, dat ons verblijf op aarde slechts tijdelijk is. De dingen, die wij nu nog niet zien met ons natuurlijk oog, zijn eeuwig. Dit bewerkte bij de apostel enerzijds een zuchten, omdat het sterfelijk lichaam, waarin hij zich nog bevond, hem verhinderde ten volle het genot te hebben van de heerlijkheid, die hem wachtte. Anderzijds was de zekerheid van de komende heerlijkheid hem tot steun bij zijn dienst op aarde.

De gedachte aan het openbaar worden voor de rechterstoel van Christus en de daarbij behorende beloning waren voor hem een aansporing om, zolang hij in het lichaam was, Hem welbehaaglijk te zijn. Het was de begeerte van zijn hart, dat daar straks zou blijken, dat Christus in hem was verheerlijkt. Dit vooruitzicht beheerste het leven en de dienst van deze grote apostel.

De beloning, die de Heer geven zal, is in 2 Kor. 5 het hoofdthema, vandaar "rechterstoel van Christus".

 

IJverig in goede werken

Ook bij ons moet de gedachte aan onze openbaring voor de rechterstoel van Christus tot gevolg hebben, dat wij ijverig zijn in goede werken. Daar zal gezien worden wat wij gedaan hebben, maar tevens de motieven, die ons tot deze daden hebben gebracht. Daarom wordt ons gezegd, dat de Heer op die dag "ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht brengen, en de raadslagen der harten openbaren zal" (1 Kor. 4 :5). Nu is het nog zo, dat onze werkelijke drijfveren voor mensen verborgen blijven, ja, misschien zijn we onszelf daarvan niet eens duidelijk bewust. Straks zal het ons voor ogen gesteld worden. Wij zullen daar in een helder licht zien, waar en hoe wij hier beneden "naar het vlees" hebben gewandeld. Zal dit ons er niet toe brengen al onze daden en ons hart nu reeds in Gods licht door Hem te laten controleren? Dan zullen we met de psalmist zeggen: "Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten, zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg".

 

Loon naar werken

In verband met de rechterstoel wordt ook gesproken van loon, dat een ieder ontvangen zal naar zijn trouw en zijn arbeid. Als mensen zijn wij steeds gevoelig voor waardering. Wat zal het dan zijn, uit Zijn mond te horen: "Wel, goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten".

Dan zullen wij opmerken, hoe Zijn liefde heeft gewaardeerd het in onze ogen kleinste en geringste, dat wij uit liefde voor Hem of de Zijnen hebben gedaan. Ongetwijfeld zullen wij ook zien, dat de goddelijke maatstaven voor de waardering van onze dienst anders zijn dan de onze. Met welke gevoelens zullen we uit Zijn hand de kroon aannemen, waarmede Hij ons wil belonen? Zonder enige jaloezie zullen we ook de kroon bewonderen, waarmee onze broeder of zuster wordt getooid.

Van heel bijzondere betekenis is de gedachte aan loon voor de arbeiders in het werk des Heren, de evangelisten, de herders en de leraars. Zij allen zijn medearbeiders van God in Zijn dienst, of medebouwers aan Zijn huis. De ene plant, de ander maakt nat, "doch een ieder zal zijn eigen loon ontvangen, naar zijn eigen arbeid". Een ieder moet toezien hoe hij bouwt op het fondament dat gelegd is "hetwelk is Jezus Christus". Ieder werk zal openbaar worden, misschien reeds in deze tijd, maar in ieder geval voor de rechterstoel van Christus. Als iemands werk de vuurproef kan doorstaan, zal hij loon ontvangen; als het werk zal verbranden, zal hij schade lijden, al wordt hij ook zelf behouden.

 

Voorbeelden voor ons

Paulus verenigde in zijn persoon de eigenschappen van een wijs bouwmeester en een onvermoeide evangelist met die van een goede herder en een getrouw leraar. Gedrongen door de liefde van Christus heeft hij zich geheel in de dienst voor de heiligen opgeofferd. Daarom kon hij ook met blijdschap en sterk verlangen aan de rechterstoel denken. Daar zou immers het resultaat van zijn arbeid openbaar worden. Herhaaldelijk spreekt hij er van, dat de gelovigen zijn roem zullen zijn in de dag van Jezus Christus. Aan de Thessalonikers schrijft hij: "Welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij het ook niet voor onze Heer Jezus Christus bij Zijn komst?"

De apostel Johannes schrijft, in verband met zijn "kinderen" in het geloof, over vrijmoedigheid en niet beschaamd worden bij Christus' komst, en van een vol loon, dat hij hoopt te ontvangen (1 Joh. 2 : 28; 2 Joh.: 8).

Het loon van deze trouwe mannen zal inderdaad groot zijn. Wij zullen zien hoe zij beloond worden en ons verblijden. Al zijn wij niet zó als de apostelen, uitverkoren werktuigen des Heren, toch blijven de goddelijke beginselen steeds dezelfde. Wie in deze tijd van kleine kracht het Woord des Heren bewaart, Zijn naam niet verloochent en zijn dienst verricht, gedreven door de liefde van Christus, zal zijn loon niet verliezen.

 

Onze wandel in het licht van de rechterstoel

Wanneer wij aan al deze dingen denken en onze harten en gewetens getroffen zijn, moeten wij wel onszelf afvragen: Waarom besteed ik mijn tijd niet meer zo, dat mijn leven en dienst waarde hebben voor God? De dagen vliegen zo gauw voorbij en keren nooit terug. Waarom maak ik niet meer ernst met de verloochening van mijn oude ik, om in practijk te brengen, dat ik met Christus gestorven ben? Indien we méér dan tot dusver in het licht van de rechterstoel zouden wandelen en er in ons dagelijks leven meer rekening mee gingen houden, zouden de gevolgen voor ons en anderen niet uitblijven. Voor ons eigen hart zouden we meer ervaren de blijdschap van de gemeenschap met de Vader en de Zoon.

Onze medemensen zouden we, zoals helaas nog vaak gebeurt, geen aanleiding geven tot gerechtvaardigde critiek op onze handelingen. Integendeel zouden we voor gelovigen en ongelovigen een voorbeeld zijn, tot eer van God en tot roem over ons.

De Heer zegt: "Zie ik kom haastelijk en mijn loon is bij mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zijn zal" (Openb. 22 : 12). Wie met de rechterstoel van Christus in zijn leven rekening houdt en in Zijn licht wandelt, kan op dit ernstige woord antwoorden: "Amen, kom Heer Jezus!"

 

Gods barmhartigheden en trouw

Tenslotte willen we nog opmerken, dat het openbaar worden van ons leven in de kleinste details en het zien van Gods genade en erbarmen met ons, een overweldigende gebeurtenis zal zijn. Naast het beschamende hoe en waarom van al onze handelingen, zullen we de ons nu vaak onbegrijpelijke handelingen van God in het volle licht zien. Dan eerst verstaan we ten volle, hoe Hij ons geleid en bewaard heeft, ons weer op het goede pad heeft gebracht, ons steeds weer vergeven heeft.

Dan zullen we beamen, wat Jeremia heeft gezegd: "Het zijn de gunstbewijzen des Heren, dat wij niet omgekomen zijn … groot is Uw trouw".

Zijn leiding, Zijn wijze om ons op te voeden, die ons nu soms zo onbegrijpelijk schijnen, zullen we dan kunnen verstaan. Met verbazing en bewondering zullen we ze daar doorgronden. Gevoelens van heilige aanbidding zullen onze harten vervullen en tot volmaakte uitdrukking kunnen komen.

Aan een ieder wordt zijn eigen geschiedenis geopenbaard. Ieder van ons zal zien, hoe hijzelf - niet een ander - dreigde te vallen en hoe hij daarvoor werd bewaard; hoe zijn voet uitgleed en hoe genade hem weer oprichtte: hoe God Zelf hem voor zonde en schande behoedde.

(Vrij naar het Duits)