Wonderen en tekenen in de Bijbel

 

XXII

 

De apostelen en de wonderen

In Efeze deed God ongewone krachten door de handen van Paulus, zodat zelfs zweetdoeken en gordels van hem op de kranken gelegd werden, waardoor de ziekten van hen weken, en de boze geesten uitvoeren. Hier ondernamen rondtrekkende joodse bezweerders het, de wonderen van Paulus na te doen.

In Filippi wierp Paulus de waarzeggende geest uit van een dienstmaagd, die hem en Silas volgde. Zijn macht over de boze geesten werd erkend in Efeze, want de boze geest, die weigerde de zonen van Sceva te gehoorzamen, zeide: "Jezus ken ik, en van Paulus weet ik."

Het is van belang dat meer dan eens de namen van hen die genezen zijn, in de Handelingen worden genoemd. Het wonder moest een zeer nauwkeurig onderzoek kunnen doorstaan.

Ananias en Saffira en Elymas noemden we reeds, ook de vader van Publius. Bovendien lezen we van Enéas, die door Petrus in de naam van Jezus, de Christus werd genezen van zijn verlamdheid. Dorkas, die hij opwekte uit de dood; Eutichus die Paulus na zijn val terug gaf. De oversten en oudsten van Israël hebben gezegd in Hand. 4: "want dat er een kennelijk teken door hen is geschied, is openbaar voor allen die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen". De uitwerking van deze tekenen in het land, in het begin van de tijd van amnestie was zeer verschillend van de uitwerking der tekenen die Paulus deed. Israël werd meer en meer ter zijde gesteld niet omdat de kracht van de Geest minder was, maar om de boosheid van het volk, in 't bijzonder van de leiders.

Na de genezing van Enéas lezen we: "en allen die te Lyda en Saron woonden zagen hem, en zij bekeerden zich tot de Heer".

Toen Dorkas was opgewekt: "en velen geloofden in de Heer".

Welk een tegenstelling met wat de Joden van Antiochië en Iconië deden te Lystre. Zij bewerkten de steniging van Paulus.

 

Visioenen

In de Handelingen worden ons verschillende visioenen medegedeeld, behalve wat Paulus zag op de weg naar Damaskus. Hij noemt dit een "hemels gezicht", doch het was meer dan men meestal denkt, want elders zegt hij: "Christus is ook aan mij verschenen" (1 Kor. 15 : 8). Ananias had een gezicht, waarin hem gezegd werd naar Saulus te gaan en Saulus heeft in een visioen gezien, dat Ananias zou komen en hem de hand opleggen.

Cornelius zag duidelijk in een gezicht een engel Gods tot hem inkomen, en Petrus werd in een ander visioen voorbereid op de komst van de boodschappers.

Paulus werd in een gezicht geroepen om naar Macedonië te reizen, en nadat hij in Korinthe werd gelasterd en wederstaan, sprak de Heer tot hem door een gezicht in de nacht om hem te troosten en te bemoedigen: "want ik heb veel volks in deze stad" (Hand. 18 : 6-11).

In Lystre liet God toe dat de vijand wondde, maar God heeft geheeld. In Korinthe werd hem de belofte gegeven: "niemand zal u aantasten om u kwaad te doen".

De mens is machteloos, als God beschermt.

In de legerplaats te Jeruzalem stond de Heer opnieuw bij hem en zeide: "Heb goede moed, want gelijk gij te Jeruzalem van mij getuigd hebt, zo moet gij ook te Rome getuigen". En midden in de storm, vlak voor de schipbreuk, stond een engel des Heren bij hem, zeggende: "Vrees niet Paulus, gij moet voor de keizer gesteld worden en zie, God heeft u allen geschonken die met u varen."

Zo sprak God telkens tot Zijn dienstknechten in een droom, in een nacht gezicht, wanneer diepe slaap op de mensen valt, in sluimering op de legerstede (Job 33 : 15). Hij leidt en leert en troost hen, en door deze nachtgezichten bewijst Hij Zijn alwetendheid en Zijn almacht.

In de brieven vinden we verschillende verwijzingen naar de wonderen die in de dagen der apostelen gedaan werden. Paulus noemt ze: "kentekenen van een apostel" (2 Kor. 12 : 12, Rom. 15 : 19 enz.)

 

Wonderen als typen

Wij spraken reeds in 't kort hierover in nr. XVI. Er zijn echter nog belangrijke opmerkingen over te maken.

In Joh. 6 toont de Heer aan, dat Hij meer is dan het manna, hetwelk de Israëlieten 40 jaar gegeten hebben, dag aan dag. Het brood des levens geeft echter eeuwigheidsleven.

De Heer zegt, dat de verhoging van de koperen slang in de woestijn een type was van Zijn dood; en dat de wonderlijke genezing als gevolg van een blik op de verhoogde slang een type was van de gevolgen van een blik des geloofs op de Gekruisigde. Er was niets wonderlijks in de verhoging van de slang aan een paal. Aan Mozes was bevel gegeven dit te doen.

Mensenhanden nagelden de Verlosser aan het kruis; het wonder kwam daarna. Mozes kon alleen maar wijzen op het middel waarin God had voorzien, en de belofte herhalen: "Ieder die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven". God moet het wonder doen, zoals Hij ook heden doet aan een ieder die gelooft.

De kracht zat niet in de paal of in de slang; er was geen reddende kracht in het hout op zichzelf. Hiskia vond het nodig de reliquie te vernietigen, om een einde te maken aan de afgodendienst die er mee gepleegd werd.

De geschiedenis herhaalt zich, en de mensen zouden zeker als zij konden het "Heilige hout" aanbidden; waar dit niet mogelijk is stellen zij zich tevreden met schilderijen of gesneden kruisen en kruisbeelden.

 

Het slaan van de rots in Horeb was ook een type van de dood van de Heer op Golgotha. In het feitelijke slaan was niets wonderlijks. Mozes nam zijn staf, en sloeg de rots. Petrus beschuldigde de Joden in zijn rede in Hand. 2 en 3, dat zij door de hand der ongerechtigen Christus aan het kruis gehecht en ter dood gebracht hebben. Het was echter óók waar, dat Hij van God geslagen werd. In vele van de typische verordeningen was Mozes Gods vertegenwoordiger. Maar de mens wilde niets te doen hebben met de wonderbare gevolgen van Christus' dood.

De Heilige Geest vloeide, als stromen van water, neer van de verhoogde Heer die ter dood gebracht werd. "Hij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde en de belofte des Heilige Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij ziet en hoort" (Hand. 2 : 33). Zie ook Joh. 7 : 38, 39.

 

Mozes' zonde, dat hij voor een tweede maal de rots sloeg, toen hij alleen maar moest spreken, had voor hem ten gevolge dat hij het beloofde land niet mocht binnengaan. Het is een van de merkwaardigste bewijzen van de waarde die God toekent aan Zijn typen. Hij kan niet gedogen dat zij bedorven worden. Door de rots tweemaal te slaan was het type als zodanig te niet gedaan, want Christus stierf éénmaal - een feit dat in de brief aan de Hebreën menigmaal wordt aangehaald. Het komt voor in Hebreën 9 : 26, 28, en 10 : 10.

De grote belangrijkheid, dat ieder type volkomen juist is wordt het duidelijkst getoond door het scheuren van het voorhangsel in de tempel.

Als het voorhangsel slechts één minuut nadat de Heer Jezus gestorven was, scheiding was blijven maken tussen het heilige en het heilige der heiligen, zou het type het spoor bijster geweest zijn. God zelf kwam daarom tussenbeide, en hief het type op, toen de belangrijke gebeurtenis plaats vond. In de passage van Hebreën 9, lezen wij, dat Hij aanduidde dat het voorhangsel moest geplaatst worden tussen de twee delen van het heiligdom. Dit hoofdstuk geeft ons de zekerheid, dat de details van de tabernakel en de tempel door de Heilige Geest zelf waren ontworpen, om ons diepe geestelijke lessen te geven.

Doch op het ogenblik dat de Heer Jezus stierf was dit niet langer waar; er was ogenblikkelijk "een nieuwe en levende weg geopend, die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen, dat is zijn vlees". En God moest een wonder doen om dit te tonen. "De aarde beefde en de rotsen scheurden."

Het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden, omdat God Zich verheugde, en het brandoffer had aangenomen.

Wij mogen aan de kant van onze bijbel bij Hebreën 9 : 8 schrijven: De Heilige Geest duidt dit aan, dat de weg tot het heiligdom

NU GEOPENBAARD IS.

B. L.