Nehemia had verschillende medewerkers bij de opbouw van Jeruzalem. (Nehemia 3.)
Maar zij waren niet allen evenveel waard.
Sommigen, zoals Eljasib, de hogepriester, (Neh. 3 : 1) werkten ambtshalve mee. Zijn halfslachtigheid blijkt uit het feit, dat hij geen slot of grendel op de deur wil. Hij staat met de vijand buiten in verbinding.
Ook zijn er, die fatsoenshalve meewerken, zoals Messallum. (Neh. 3 : 30.) Hij gaat niet verder dan zijn eigen kamertje. Sommigen menen, dat hij alleen dit "optrekje" bezat en dus "deed wat hij kon." Maar het huwelijk van zijn dochter (Neh. 6 : 18) met de zoon van Tobia, de Ammoniet, maakt het zeer waarschijnlijk, dat hij niet verder verkoos te gaan dan enigszins overeenkwam met zijn fatsoen.
De kern van zijn arbeiders waren degenen, die gewetenshalve medewerkten. Die zorgden wél voor grendels en sloten. (Neh. 3 : 3, 6, 12, 13, 15.) Zij arbeidden met man en macht. Sommigen met hun dochters. (Neh. 3 : 12.) Baruch arbeidde zéér vurig! (Neh. 3 : 20.)
Helaas waren er ook, zelfs uit de adel, die gemakshalve helemaal niet meededen. (Neh. 3 : 5.)
Wat willen wij?
H.J.O.