LEEUW, BEER EN SLANG

Amos 5 : 19

Aangrijpend is de boetpredikatie van Amos! Wie zijn levendig woord leest komt er diep van onder den indruk.
"Nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij," zegt God telkenmale. Tusschen de oordeelsaankondigingen in komen verheven lofprijzingen van God voor. "Die de bergen formeert. . . " 4 : 13. "Die het Zevengesternte en den Orion maakt." 5 : 8.

Het is, alsof de boetprediker álles doet, om het afkeerige volk voor zijn God te winnen. Doch helaas! de ernst wordt niet gevoeld: er is een spreken over "des Heeren Dag," zelfs een begeeren van dien Dag, alsof er louter zegen en geenerlei gevaar aan zou zijn verbonden! "Vrede, vrede en geen gevaar!"

Maar die Dag zou duisternis zijn!

Het oordeel zou hen treffen!

Ver boven Damaskus zouden ze worden weggevoerd als ballingen.

Die pogen zouden, om te ontvluchten, zouden niet ontkomen! Het zou met dezulken zijn als met hen, die den leeuw ontkomen, maar dan door den beer worden gegrepen, of, zoo ze aan den beer toch óók nog ontvlieden konden, dan zouden ze in het beschuttende huis, moe tegen den wand leunende, door de slang worden gebeten. Maar hoe dan ook - het oordeel zou hen zeker treffen!

Sprekender had de Profeet het onmogelijk kunnen zeggen!

J. T.