OP ELKAAR ACHTGEVEN

"Laat ons op elkander achtgeven tot opscherping van liefde en goede werken."
(Hebr. 10 : 24a.)

De geloovige Hebreën hadden het moeilijk. Zij stonden bloot aan vervolging, en verkeerden in gevaar om af te wijken, door te luisteren naar verkeerde raadgevers. Zij hadden daarom wel noodig, in de eerste plaats waakzaam te zijn voor zichzelf; maar zij moesten toch ook hun medebroeders niet vergeten. De apostel wekt hen op, te midden van hun zorgen en gevaren toch ook aan elkander te denken, op elkander acht te geven.

Dit woord geldt zeker niet minder voor ons. Op elkander achtgeven wil zeggen: op elkander letten. Er staat hier niet: laat ons elkander vermanen, neen, want als wij elkander vermanen moeten, dan is dit misschien al een bewijs, dat wij hebben nagelaten acht te geven. Het achtgeven op elkander heeft juist ten doel, dat de noodzakelijkheid van het geven van een vermaning voorkomen wordt. Want dan kan er al iets verkeerds gebeurd zijn. En als wij achtgeven, of: op elkander letten, dan is het zóó, dat de een den ander waarschuwt voor een verkeerden stap of misschien wel voor een zonde, die een broeder of zuster dreigt te doen, het gevaar niet of niet voldoende inziende. Zie, dát is achtgeven op elkander! Dan stellen wij belang in elkaars welzijn. Dan leven wij niet naast, maar met elkaar. Daarom is het ook noodig, elkaar te ontmoeten in de samenkomst. En óók in het gewone dagelijksche leven van elkaar belang te stellen. Dan eerst zijn wij goed in de gelegenheid, elkaar te leeren kennen en te zien voor welke gevaren we elkaar misschien kunnen waarschuwen. Dan wordt de liefde wederzijds aangekweekt, d.w.z. deze wordt bij den een sterker doordat zij ten opzichte van den ander werkzaam is, en de ander zal de belangstelling van zijn broeder of zuster als een bewijs van zijn liefde tot hem erkennen. Aldus wordt de broederliefde opgescherpt, aangevuurd, en worden goede werken bevorderd.

 

A. Schuld