Velen lezen in de geschiedenis van den blindgeborene de vraag: "Gelooft gij in den Zone Gods?" - zooals die in de Statenvertaling voorkomt - ŕnders. En wel aldus: "Gelooft gij in den Zoon des menschen?" In de nieuwe vertaling van het Nederlandsch Bijbel-Genootschap is déze vraag, naar van andere handschriften afwijkende lezingen gekozen: "Jezus hoorde, dat zij Hem uitgeworpen hadden, en Hij zeide, toen Hij hem aantrof: Gelooft gij in den Zoon des menschen?" In de Voorhoeve-vertaling is het oude behouden, en lezen we: "Gelooft gij in den Zoon van God?" Terwijl dan in een noot de afwijkende lezing wordt aangegeven.
In dergelijke gevallen moeten - onzes inziens - de vertalers zich niet laten leiden door het aantal lezingen in het oorspronkelijke, maar door den geest der Schrift. Dat men in de Leidsche-vertaling er toe gekomen is, om hier over te zetten: "Gelooft gij in den Menschenzoon?" is begrijpelijk, omdat deze vertalers niet in de eerste plaats zich hebben laten leiden door de gedachte, wat de eigenlijke schrijver van den Bijbel, de Heilige Geest, bedoelde. Van de vertalers dezer nieuwe vertaling van het N. B. G. hadden wij echter beter mogen verwachten. Het is hun toch bekend, dat Johannes in zijn Evangelie bijzonderen nadruk legt op Jezus als Zoon van God. 't Is dan ook niet in overeenstemming met de strekking van dit Evangelie, dat de vraag van den Heer Jezus zou geluid hebben: Gelooft gij in den Zoon des menschen? Bovendien ging het dáárom hier niet. Het was duidelijk genoeg voor den blindgeborene dat hij in tegenwoordigheid was van den Mensch Jezus Christus. Het ging er hier om, dat deze Mensch de Zoon van God was. Vandaar zijn vraag en Jezus' antwoord, met het gevolg dat de blindgeborene zich nederboog voor den Heer.
De bijzonder goede nieuwe vertaling van den Bijbel van dr Hermann Menge - indertijd door dr Gunning zoo geprezen - heeft dan ook zonder commentaar in Johannes 9 : 35 overgezet: "Gelooft gij in den Zoon van God?"