VRAGEN EN ANTWOORDEN

 

E.B. te L. vraagt wat het lot is van de Heidenen, die sterven zonder een kans gehad te hebben, het Evangelie te hooren.

 

In Rom. 2 : 12-16 wordt gezegd., dat zij in den dag, wanneer God het verborgene der menschen zal oordeelen door Jezus Christus, naar het licht, dat zij hadden, zullen geoordeeld worden. Allen, die in de graven zijn, zullen de stem van den Zoon van God die des menschen Zoon is, hooren, en zullen uitgaan: die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding des oordeels. (Joh. 5 : 29.) Het oordeel van hen, die het kwade gedaan hebben, wordt beschreven in Openb. 20 : 11-15.


Mej. T. v. d. B. te V. vraagt wat het half uur stilzwijgen wil zeggen, waarvan sprake is in Openb. 8 : 1.

 

De stilte, waarvan hier sprake is, is een plechtige stilte. Men zon kunnen zeggen: alles houdt den adem in, voordat het laatste zegel wordt geopend van het Boek, dat het Lam van God waard was om te openen en zijn zegelen te verbreken. We kunnen deze stilte misschien het beste vergelijken met de sela's in sommige Psalmen.


G. J. V. te A. vraagt naar de beteekenis van Sinear.

 

Gen. 10 : 10 spreekt over het land Sinear, d.i. Babylonië, het gebied tusschen Eufraat en Tigris. Het is de oorsprong van het rijk des gewelds. In onze gedachten is het verbonden aan ongehoorzaamheid en opstand tegen God.

Zach. 5 : 11 wijst hetzelfde gebied aan. Daar wordt de efa heengedragen, die met goddeloosheid gevuld is. Sinear is dus, zooals ge terecht meent, het oord, waar de goddeloosheid gevonden wordt.

Het woord heeft de beteekenis van "verandering," "uitwerping," "naaktheid."


Dezelfde vraagt of het betamelijk is, dat jongere broeders leeren, hoe het gaat bij bezoeken, die afgelegd worden tot onderzoek ter toelating.

 

In het algemeen kan hierop bevestigend worden geantwoord.

We zonden het echter liever "gewenscht" dan "betamelijk" noemen. Alleen behoort er rekening mede te worden gehouden, dat voor zulk een dienst levensernst voorwaarde is. Bij de door u bedoelde bezoeken is onderwerping aan de leiding des Geestes van groote beteekenis. Alleen door de voorlichting van den Heiligen Geest kan op de juiste wijze worden onderscheiden. Aan het maken van dergelijke bezoeken is een groote verantwoordelijkheid verbonden. Indien eenigszins mogelijk streve men er naar, dat een jongere broeder in gezelschap is van een meer ervaren broeder.


M. de B. te F. vraagt, naar aanleiding van de mededeeling over de verzoeking in de woestijn, of we moeten aannemen, dat deze in den geest geschiedde, of dat de Heer Jezus werkelijk is gesteld op de tinne des tempels en op een hoogen berg.

 

Sommigen meenen, dat de Heer Jezus in den geest zou zijn gesteld op de tinne des tempels en op een hoogen berg. Maar indien dit zoo ware, zou de Schrift het ons toch hebben medegedeeld als tegenstelling met, de eerste verzoeking.

Maar waarom zouden we aannemen, dat de eerste verzoeking werkelijkheid was - er staat "Hem hongerde ten laatste" Matth. 4 : 2 en veronderstellen, dat de twee volgende figuurlijk waren?

Bovendien: zou de Heer in den geest op de tinne des tempels zijn geweest, dan zou men het nederwerpen zich ook in den geest moeten indenken!


Dezelfde vraagt, wanneer de duivel is wedergekeerd, nadat de verzoeking geschied was. (Luk. 4 : 13.)

 

Wij meenen, dat dit meer dan éénmaal geschied is, o.a. toen Petrus tot Jezus zeide: "God zij u genadig, Heer! dit zal u geenszins geschieden." Maar voornamelijk zal in Lukas 4 : 13 wel gedacht zijn aan de groote verzoeking aan het eind van Jezus dienstwerk, toen de Verzoeker in Gethsémané met al zijn kracht op Hem aanviel.