Weet ik den weg ook niet, - Gij kent hem, Heer!
Dat schenkt mij rust, dat geeft mij vrede weer.
Waarom gebogen door de zorg, door smart?…
Dat Gij mijn weg kent, Heer! versterkt mijn hart!
Gij weet den weg voor mij; - Gij kent den tijd.
Gij hebt reeds lang Uw plan voor mij bereid.
Ik prijs Uw trouw, ik loof Uw liefde-macht,
Ik roem Uw goedheid, die mij 't beste bracht.
Gij weet waarom de wind zoo buld'rend woedt,
Maar Gij gebiedt den storm, maakt 't altijd goed.
Zoo wacht ik stil Uw komen, spa of vroeg -
Dat Gij den weg weet, Heer! is mij genoeg!
Dit lied - eenige jaren geleden door mij vertaald werd in den winter van 1918 op 1919 in de gevangenis in Riga gezongen door Marion von Klot, een jonge dame van ruim twintig jaar, die met verschillende ware Christenen, waaronder ook predikanten, was opgesloten door de communisten, en dagen lang den dood voor oogen had. Telkens werd de deur der gevangenis geopend, en dan wist de bij name geroepene, dat het met den beul ter gerechtsplaats ging. Duizenden zijn in die dagen aldus gedood.
Maria von Klot was een zangeres, dieden Heiland had leeren kennen. Zij zong nu voor zichzelf en de andere gevangenen liederen van troost. En op zekeren dag, juist toen zij weer zoo schoon het lied ten einde had gezongen, dat begint met de woorden: "Weet ik den weg ook niet, Gij kent hem, Heer!" riep men haar naam af, en ging zij den dood in. Een half uur later werden de andere gevangenen bevrijd! Wonderbaar zijn 's Heeren wegen! Maar God gaat met ieder onzer een eigen, en den besten weg. Zo als deze jeugdige Christin het zoo aandoenlijk zong, vlak vóór haar sterven: "Dat Gij den weg weet, Heer! is mij genoeg!"
J. N. V.