Vreemd'ling, waar ik rust'loos zwerve,
Vreemd'ling in mijn bakermat,
Vreemd'ling, waar mijn voet zich zette,
Waar ik schuil en rustplaats had.
Vreemd'ling bij bekende en vreemde,
Vreemd'ling bij mijn eigen bloed,
Moog ik 't slechts bij God niet wezen,
't Is genoeg en 'k heb het goed.

Bilderdijk

Vorig gedicht

Volgend gedicht