J. v. R. te R. vraagt, of het goed is, op Zondagmorgen ergens het Evangelie te gaan verkondigen of het Woord te prediken.
De voornaamste samenkomst der geloovigen is wel die der aanbidding. Daarom is het zeker goed gedacht, den Zondagmorgen eeredienst te plegen. Evangelieverkondiging of Bijbellezing kan des middags of des avonds plaats vinden. - In ons vorig nummer stond bij vergissing Zondagmorgen, waar gesproken wordt over het spreken van Dr Wreford in de Victoria Hall te Exeter. Dit had moeten zijn Zondagavond. Onze broeder predikte altijd des Zondagsavonds in dat groote lokaal. En zeer vele zielen zijn er bekeerd geworden.
P. v. M. te A. vraagt, wat de uitdrukking beteekent in Fil. 2: onze behoudenis uitwerken.
Er wordt in tweeërlei opzicht over de behoudenis gesproken: de behoudenis, die ons deel is door het geloof in den Heer Jezus, en de behoudenis, die toekomstig is en die we straks zullen ingaan. In den brief aan de Filippiërs is steeds van de laatste sprake. Welnu, die moeten we uitwerken. (Fil. 2: 12 en 13.) Dat wil zeggen: wat we innerlijk bezitten moeten we praktisch uitwerken. De behoudenis ingaan is ons einddoel. Dus is het onze roeping, in leven en wandel daarmede in overeenstemming ons te openbaren door Christus te verheerlijken. Door genade moeten we toonen, wat we door genade geworden zijn.
Mej. A. V. te 's-Gr. vraagt, of wij evenals de Israëlieten tienden van ons inkomen moeten geven.
Al leven de geloovigen in Christus niet onder de wet, zoo kunnen zij toch veel leeren uit de voorschriften, door Mozes gegeven. De vraag is niet, wat wij moeten doen, maar wat wij mogen doen.
En als dan de Israëlieten tienden van alles moesten geven, zouden wij, die den Heiligen Geest hebben, dan niet minstens evenveel geven?
Het getal tien is het getal van de verantwoordelijkheid. En hebben wij, die onder de genade leven, niet nog grootere verantwoordelijkheid dan Israël?
We zijn soms zoo bekrompen in het geven. En daardoor lijden dan de dingen des Heeren. Maar wij lijden er ook zelf onder. De ware vreugde ontbreekt ons. Het bewustzijn van de bijzondere liefde Gods. "Breng alle tienden ... in Mijn huis; en beproef Mij daarin ... of Ik u dan niet zal open doen de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zoodat er geen schuren genoeg zullen wezen." Vaak worden de dubbeltjes voor den Heer gespaard en de guldens en rijksdaalders voor eigen genoegen. Hoe veel hebben we soms over voor onszelf, voor ons gezin, voor ons uitgaan, voor onze pleizier-reizen, en hoe weinig voor den Heer! Vandaar zooveel geestelijke armoede. Stroomen van zegen zouden nu reeds in dit leven en straks in de toekomst ons deel zijn, als we rijkelijk gaven, naar de vermaning: "rijk te zijn in goede werken, milddadig en mededeelzaam." (1 Tim. 6 : 18 en 19.)
E. F. te A. vraagt, naar aanleiding van 1 Thess. 5 : 21, of we alles moeten onderzoeken en dan kiezen wat naar onze gedachten het beste is.
Als ge de aangehaalde Schriftuurplaats goed leest, zult ge zien, dat er gesproken wordt over beproeven, niet over onderzoeken. De Schriften moeten we onderzoeken, maar al wat van menschen tot ons komt moeten we op de proef stellen. Dat wil zeggen: den proefsteen, het Woord, tot goede onderscheiding gebruiken. We moeten bij alle dingen, die men ons voorhoudt, den toets van Gods Woord aanleggen.