Mijn Vriend en Leidsman is aan boord
dus kan ik niet vergaan,
al komen golven, huizenhoog,
op ’t zwakke scheepje aan.
Neen, 't is geen blinde overmoed,
als 'k zeg, dat 'k veilig ben;
is vast vertrouwen op den Heer,
wiens almacht ik erken.
Met Jezus kan ik moedig gaan
op donkre levenszee.
Hij kent mijn machteloosheid wel
en geeft Zijn kracht mij mee.
Ver boven alle stormgeluid
klinkt er een heerlijk lied:
Wie zich aan Jezus toevertrouwt,
vreest nacht en stormen niet.
Gij, trouwe Stuurman, kent mijn hart;
vervul het met Uw Geest,
opdat het, steunend op Uw kracht
steeds roeme onbevreesd:
'k Heb Jezus Zelf, Gods Zoon aan boord;
de Haven is in 't zicht;
voorzeker land ik veilig aan
in 't eeuwig hemelsch licht.
N.C.O.
Vorig gedicht | Volgend gedicht |