VRAGEN EN ANTWOORDEN

 

J. v. H. te A. vraagt, wat er moet verstaan worden onder bedeeling.

 

Er is een woord bedeeling, dat de beteekenis heeft van uitdeeling. In Hebr. 2:4 vinden we het woord in die beteekenis. De nieuwe vertaling heeft daar terecht: uitdeelingen. De bedoeling is dus: hulpverleeningen.

Maar het woord bedeeling, waarop gij blijkbaar het oog hebt, en dat ook in onze nieuwe vertaling een paar malen voorkomt, en wel in Ef. 1:10 en 1 Tim. 1:4, wil wat anders zeggen. Het Grieksche woord oikonomia, waarvan is afgeleid, ons woord economie, maakt dit duidelijk. In Luk. 16:2-4 komt het driemaal voor en het is daar ook in de Statenvert. overgezet door rentmeesterschap. In Ef. 3:2 en Kol. 1:25 is hetzelfde woord in de Statenvertaling vertaald door bedeeling, maar in de nieuwe vertaling door rentmeesterschap. In 1 Kor. 9:17 heeft de Statenvertaling uitdeeling overgezet; de nieuwe vertaling daarentegen heeft daar terecht: rentmeesterschap. - Op andere plaatsen komt het woord in het Nieuwe Testament niet voor.

Rentmeesterschap beteekent: huishoudelijk beheer. Het woord oikonomos (econoom) is in Luk. 12:42 vertaald door huisbezorger, huisverzorger. Onder economie verstaan wij huishoudkunde.

De bedoeling van het woord is dus: iets, dat aan verantwoordelijk beheer, aan goede zorg is toevertrouwd.

Naar Gods raadsbesluit zijn in betrekking tot deze aarde twee groote, Goddelijke bedeelingen: de bedeeling van de wet en de bedeeling van de genade, de bedeeling van de belofte en de bedeeling van de vervulling. Daarom spreken wij dan ook van de Oude en de Nieuwe bedeeling. Voorts is er nog een bedeeling vóór de wet geweest, en zal er nog een volgen op onze bedeeling, die de bedeeling is van de volheid der tijden. Het gaat om verantwoordelijke perioden, waarin God Zich heeft geopenbaard, openbaart en openbaren zal.

Van deze gelegenheid maak ik gebruik om te wijzen op een zetfout in den vorigen jaargang, No. 12, bladz. 227. Daar staat (regel 6 v.o.) "wij zien niet naar nadere bedoelingen uit," hetgeen natuurlijk zijn moet "naar nadere bedeelingen." Op òns toch zijn de einden der eeuwen gekomen, en wij houden ons aan wat wij bezitten, al is er nòg zooveel verwarring op Christelijk terrein; het geloof is voorbereid op ontrouw en tekortkoming in de rentmeesters Gods hier beneden.