WAT ZOU JEZUS DOEN?

Sinds gij uit der zonden kluisters,
Zijt verlost door Jezus' bloed,
Let de wereld op uw wandel,
Wat gij spreekt en hoe gij doet;
Weest geen dienstknecht meer der zonde,
Wandelt niet meer zooals toen.
Wilt voortaan Gods deugd verkonden;
Vraagt steeds: wat zou Jezus doen?

Zijt gij dienstknecht, dien gewillig;
Klaag niet, ook al hebt gij recht.
Zijt gij meester, heersch met zachtheid;
Weet, ook gij zijt 's Meesters knecht.
Kind'ren, weest steeds onderdanig,
Niet meer morrend zooals toen.
Ouders, bidt veel met uw kind'ren,
Vraagt steeds: wat zou Jezus doen?

Hebt gij last van uw karakter,
Plaagt u soms een kwaad humeur?
Jezus' bloed geeft overwinning,
En Zijn hulp stelt nooit teleur.
Treft u laster, spot of schade,
Wordt niet boos meer zooals toen;
't Werkt ten goede, ook het kwade;
Vraagt steeds: wat zou Jezus doen?

Waart gij niet zoo nauw in zaken,
Hebt gij door bedrog misleid?
Wilt toch spoedig daarmee breken;
Jezus' dienst vraagt eerlijkheid.
Komt gij voor een moeilijk vraagstuk,
Handelt niet meer zooals toen.
Laat de Meester toch beslissen;
Vraagt steeds: wat zou Jezus doen?

Vroeger waren geld of eere,
Drijfveer vaak van al uw werk,
Maar nu in den dienst des Heeren,
Is zich off'ren ’t liefdemerk.
Wilt aan smaadheid u gewennen,
Leeft uzelf niet meer als toen;
Ook als broeders u miskennen,
Vraagt steeds: wat zou Jezus doen?

 

Vorig gedicht

Volgend gedicht