GEEN ZORGEN VOOR MORGEN.

 

Het is voldoende voor één dag
Te bidden en te zorgen;
Wat héden u ontmoeten moog'
Denk daarbij niet aan mòrgen.

Het is genoeg, dat elken dag
Zijn last is toegemeten;
Die héden zorgt, zal stellig u
Ook mòrgen niet vergeten.

Hij geeft voor dézen dag u brood
En kracht en licht en leven;
Zou Hij niet mòrgen evenzeer
U, wat u goed is, geven?

Zie daarom niet zoo ver vooruit
Met zuchten en met zorgen;
Wie héden op zijn God vertrouwt
Ziet 's Heeren hulp ook mòrgen.

Zijn trouw is elken morgen nieuw.
't Was gisteren zoo en heden.
Wie op die trouw zich gansch verlaat,
Kan moedig voorwaarts treden.

En is de laatste stap gedaan,
De laatste band verbroken,
Dan roepen wij met blijdschap uit:
Heer, niets heeft ons ontbroken!

 

Vorig gedicht

Volgend gedicht